67 traden slechts grond kon geven tot de verwachting, dat zij tot landmeter van de 3de klasse zouden worden benoemd zoodra, naar die regelingdaartoe gelegenheid zou bestaan." Ik ben zoo vrij dit te betwijfelen, namelijk, dat zij geen gegronde ver wachtingen mochten koesteren. Ik wil verwijzen naar hetgeen hier in 1876 omtrent eene regeling van het kadaster is voorgevallen. Toen toch, onder het bestuur van den Minister Van der Heim, door dezen het plan werd op gevat om uitbreiding te geven aan het landmeterskorps, kon daartoe niet worden overgegaan, omdat men geen geschikt personeel had voor aanvulling. Daarom kwam men tot het besluit adspirant-landmeters aan te stellen tot een getal van 75. Door de aanstelling van zulk een groot getal adspirant-landmeters werd een redelijk vermoeden gewettigd, dat het korps zou worden uitgebreid, want men heeft toch voor een tal van 165 ambtenaren geen aanvullingskorps noodig van 75 man. Dus niet om alleen als aanvulling te dienen van het korps landmeters is een dergelijk groot aantal adspiranten aangesteld. Neen, de Minister Van der Heim had daarbij geen ander doel voor oogen, met het oog op eene reorganisatie van het kadaster en het achterstallige werk enz. dan het korps landmeters enorm uit te breiden. En nu zegge men niet: ja maar daarop moest men, zoolang geene nieuwe regeling was aangenomen, niet rekenen, en in dat geval konden zij weten, dat zonder verandering het eene heele tijd zou duren voor zij in het korps zouden worden opgenomen. Daartegen doe ik opmerken, dat de Regeering eveneens zeer goed kon weten, dat er geen 75 personen in dien dienst zouden treden, zoo zij niet vermoedden in de naaste toekomst hun doel te bereiken n.l. opgenomen te worden in bet bestaande landmeterskorps. En waar nu aan de zijde van de belanghebbenden was een soort van hoop op de naaste toekomst, kan men niet zeggen dat de Regeering getracht heeft hen uit die dwaling te helpen. Zij toch heeft gedurende twee achtereen volgende jaren en ik meen zelfs eens tweemaal examens uitgeschreven voor adspirant-landmeter, waaruit men, en mijns inziens te recht, afleidde, dat het haar met reorganisatie ernst was. De candidaten, die zich aanmeldden, konden dus niet vermoeden dat men dat tal alleen wenschte om personen te hebben, die eventueel, na zeer lange jaren natuurlijk zouden kunnen optreden in het korps van 165 landmeters. In 1886 werd door de adspirant-landmeters, die hun examen als landmeter hadden afgelegd, doch nog niet als zoodanig waren geplaatst, een adres in gediend aan den toenmaligen Minister van Financiën, met verzoek om eene nieuwe regeling tot stand te brengen, met geen ander doel dan om de finan- cieele voordeden te verkrijgen, verzekerd aan de 3de klasse. Daarop heeft men een antwoord gegeven, dat niet geheel in afwijzenden

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 73