75
Intusschen lijdt het van den anderen kant geen twijfel, na hetgeen de Minister
in de Memorie van Beantwoording heeft gezegd, dat het zijne bedoeling niet
is om dezen post te doen strekken tot een begin om het kadaster tot een
grondboek te maken.
Het is echter van algemeene bekendheid, dat in ons Rijk meer dan 200
kadastrale gemeenten gevonden worden (en vergis ik me niet, dan bestaat
ons Rijk uit ruim 1200 dergelijke gemeenten) die bepaaldelijk dringend her
meting behoeven. En het zijn vooral die gemeenten waarvan de plans door
Fransche landmeters in de eerste jaren der oorspronkelijke kadastreering van
het land zijn vervaardigd, waarbij dan nog moeten gevoegd worden verschil
lende andere gemeenten die in den loop der tijden hoofdzakelijk door uit
breiding van de bebouwde kommen der steden groote veranderingen hebben
ondergaan, waarvan de plans ook al doordat zij op te kleine schaal zijn
vervaardigd zóó weinig aan de gestelde eischen van nauwkeurigheid be
antwoorden, dat eene behoorlijke bijhouding van de terreinsveranderingen
bijna onmogelijk is.
Wel zijn er in de laatste 20 jaren een veertigtal gemeenten hermeten,
doch wat beteekent dit in vergelijking van het aantal van 200 dat hermeting
vordert? Wil men dan ook het kadaster doen beantwoorden aan de recht
matig gestelde eischen van nauwkeurigheid, dan zal wel degelijk met grooter
kracht aan die partieele herziening de hand moeten worden geslagen.
Met het oog op de noodzakelijkheid daarvan acht ik mij verplicht, met
volle overtuiging mijne stem aan dezen post te geven.
Hierdoor toch zullen wij komen in het bezit van eene triangulatie, die niet
alleen beantwoordt aan de tegenwoordige eischen der exacte wetenschappen,
maar daarenboven nog het groote voordeel biedt, dat er verband bestaan zal
tusschen de plans der verschillende te hermeten gemeenten, een verband dat
tot op dit oogenblik niet gevonden wordt.
Bovendien spreekt het vanzelf dat mocht eenmaal een rechtsgeldig
kadaster voor het thans bestaande in de plaats moeten treden waaruit
dan als vanzelf eene algeheele hermeting van het Rijk zou voortspruiten, deze
nieuwe secundaire driehoeksmeting de onmisbare basis zou moeten zijn.
Vooral dan zou het zeer te bejammeren zijn wanneer deze gelegenheid niet
ware te baat genomen, om de secundaire te gelijk met de reeds aangevangen
primaire driehoeksmeting, en tevens door dezelfde uitstekende mannen te
doen geschieden.
Uit den aard der zaak toch zou, wanneer die beide werken niet te gelij
ker tijd worden ten uitvoer gelegd, daarvoor veel meer tijd worden vereischt,
terwijl de kosten veel hooger zouden worden. Voeg daarbij dat de gelijk
tijdige uitvoering van beide werken ook leiden moet tot grooter nauwkeurig
heid, en dan geloof ik dat wij alleszins gerechtvaardigd zijn als wij onze
stem aan dezen post geven.