76 Nog een ander punt, Mijnheer de Voorzitter. In de Memorie van Antwoord zegt de Minister dat de werkzaamheden van beide metingen (de primaire zoowel als de secundaire driehoeksmeting) zoo nauw in elkander grijpen dat eene goede samenwerking niet wel mogelijk is wanneer de uitvoering van twee verschillende lichamen moest uitgaan. Volkomen juist. Maar het heeft toch mijne bevreemding gewekt dat voor een werk waarbij geen enkele tak van dienst zoozeer betrokken is als het kadaster, de Minister gemeend heeft geen bepaalde toezegging te kunnen geven in zijne Memorie van Antwoord om een of meer hoofdambtenaren of ambtenaren van het kadaster toe te voegen aan de Rijkscommissie voor de graadmeting. De ambtenaren van het kadaster toch zijn alleszins bevoegd ik zou haast zeggen meer bevoegd dan ieder ander om voor het kadastrale doel (en daarvoor alleen zal die driehoeksmeting geschieden) onder anderen zoowel over de wijze waarop de secundaire driehoeksmeting zal geschieden als over de hoeveelheid en de keuze van de in de secundaire driehoeksmeting op te nemen torenpunten advies te geven en een oordeel uit te spreken. Het komt mij daarom wen- schelijk voor dat in die Rijkscommissie worden opgenomen een of meer amb tenaren van het kadasteren ik zou gaarne aan den Minister dit punt nog wel eens in overweging wenschen te geven. De heer Van A 1 p h e n Ik zal niet afdalen in de bijzonderheden van van het verband waarop door den heer Bevers is gedoeldtusschen de voor genomen secundaire triangulatie en de resultaten die op den duur voor het kadaster daaruit zullen moeten voortspruiten. Ik wensch alleen in het alge meen te zeggen dat ik den Minister zou willen aanraden ook wanneer de Kamer dezen post mocht voteeren, zich tweemalen te bedenken alvorens hij daaraan uitvoering geve. Ik ben door mijne ervaring tot de overtuiging gekomen dat onze trian gulatie zoozeer met fouten is bezetalthans zooveel aangaat hare toepassing bij ons kadasterdat het mij bijna leed zou doen indien dit officieel wer 1 geconstateerd. Wij zouden toch gevaar loopen meen ik, van zoo ontevreden te worden met het tegenwoordig kadaster, dat wij noodwendig tot eene alge- meene hermeting zouden moeten overgaan en de gevolgen daarvan zouden schromelijk zijn. Wij hebben in onzen leeftijd wel zooveel op onze horens genomen door eene herziening van de schattingdat ik algemeene hermeting niet zou durven provoceeren maar die liever aan een volgend geslacht legateer- Ik geel den Minister dit in bedenking alvorens de gelden te besteden voor triangulatie met hare te voorziene consequentie. Ik ben niet opgetreden om een voorstel te doen tot schrapping van den postmaar het geld zou ik niet nuttig besteed achten. De heer Godin de Beaufort, Minister van FinanciënDe woor-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 82