82
Deze toelichting zal voldoende zijn om de aanwezigheid van
enkele getallen, naar wier oorsprong men anders gissen zou, in de
bijgevoegde voorbeelden van berekening te verklaren.
Als fout (f) der waargenomen of berekende grootten (g) wordt
in alle trigonometrische berekeningen aangemerkt, datgene, wat bij
deze grootten moet worden gevoegd, om hen te brengen op het
bedrag dat moet worden verkregen (G), dus
f G g.
Op dezelfde wijze beschouwt men de verbeteringen (v), zoodat
f v
g v G
f en v hebben dientengevolge hetzelfde teeken.
Ten behoeve van de berekening der coördinaten der polygoon-
punten worden in Tr. Fr. 19 allereerst, onder gelijktijdige invulling
der kolommen 1 tot en met 3, in kol. 4, de waargenomen brekings-
hoeken (3 uit Tr. Fr. 11), en in kol. 6, de gemeten zijden s uit
Tr. Fr. 18, in volgorde, der voor de berekening gevormde polygoon-
trekken ingeschreven.
Daarna neemt men in kol. 5 over de neigingen der driehoeks
zijden welke men gebruikte ter aansluiting der polygoonhoeken
in kol. 11 en 12 de gegeven coördinaten der aansluitingspunten.
De polygoonzijden in kol. 6 worden onmiddelijk nadat zij zijn
ingeschreven voor iederen trek opgeteld; aan het eind der coördi
naten-berekening geeft men een vergelijkend overzicht van de in
Tr. Fr. 19 gebezigde zijdenlengten, tegen de in Tr. Fr. 18 gevon
den zijdenlengten2).
In Tr. Fr. 18 worden de zijden welke rechtstreeks werden ge
meten, in volgorde van de nummering der polygoonpunten inge
schreven, opgeteld en bladsgewijze afgesloten. Het arithmetisch
gemiddelde der sommen in kol. 3 en 4 moet nauwkeurig overstem
men met de sommen in kol. 5.
Voorts neemt men in Tr. Fr. 18 aan het einde op, en sluit men
ieder voor zich af:
Van Tr. Fr. 1 maakt men bij de polygoonmeting een eenigzins ge
wijzigd gebruik.
J) Zie Tr. Fr. 19 laatste bladzijde.