4
1580 te Leiden geboren, waar zijn vader Rudolf hoogleeraar in
de Wiskunde was. Hij studeerde aan de Leidsche Hoogeschool;
Ludolph van Ceulen noemt hem zijn leerling.1) In het jaar
1600 hield hij voordrachten over de sterrekunde van Ptolemaeus;
daarop maakte hij twee lange reizen in het buitenland en leerde
te Praag Tyge Brahe (j~ 24 Oct. 1601) en Kepler kennen.
Na zijne terugkomst gaf hij weer colleges. Den 8 Febr. 1613 volgde
hij zijn vader, die kort daarna stierf, op als gewoon hoogleeraar,
met eene bezoldiging van f 400 's jaars. Zijn onderwijs was zeer
beroemd.
Hij woonde op de Koepoortsgracht (thans Douzastraat bij de
ruïne) en overleed 30 Oct. 1626 na eene langdurige ziekte.
Hij was 1 Aug. 1608 gehuwd met Maria de Lange, dochter van
den Burgemeester van Schoonhoven, een rijk en aanzienlijk geslacht.
Zij schonk hem achttien kinderen, van welke slechts drie hem over
leefden en niet één beroemd is geworden.
Snellius werd als hoogleeraar opgevolgd door Jacob Golius,
die reeds Professor in het Arabisch was. Deze kocht uit de nala
tenschap van Snellius voor f 125 een quadrant (radius 7 voet) van
Blaeu aan, hetwelk door de academie werd overgenomen, die daardoor
in 1632, dat is veel vroeger dan eenige andere universiteit in Europa,
in het bezit eener Sterrewacht kwam. 2) Snellius zelf had een
aantal waarnemingen over de komeet van 1618 verricht en eenige
waarnemingen van Tyge Brahe, van Graaf Wilhelm IV v a n
Hessen, e. a. berekend en uitgegeven.
Simon Stevinen van Ceulen schreven bij voorkeur in
het Nederlandsch; Snellius vertaalde hunne werken in het latijn
en schreef zelf uitsluitend in deze taal.
Men heeft van hem eenige werken over zuivere wiskunde, die
1) In 1599 bezorgde hij aan Ceulen de oplossing van het vraagstuk
„een driehoek in een gegeven reden te verdeelen door een lijn, die dooreen
gegeven punt gaat." Arithmetische Fondamenten, vijlde deel, probl. 7.
Van de geschriften die ik in dit opstel aanhaal zijn sommigen zeldzaam.
Allen zijn aanwezig op de Bibliotheek der Rijks Universiteit te Utrecht.
2) F, Kaiser, Annalen der Sternwarte in Leiden, 1868 Bd. I. S.
IV, LUI und LIV no. 16.