5
hoewel zeer verdienstelijk, nimmer van groote beteekenis zijn geweest.
Zijne merkwaardigste vinding op dit gebied was de pooldriehoek.
Hij is de ontdekker van de sinuswet der lichtbreking, die „hoek
steen der Optica (Tyndall)."
Onder zijne nalatenschap moeten zich minstens drie verhandelingen
bevonden hebben: een leerboek der trigonometrie, een uitvoerig
werk over het licht en eene verbeterde behandeling zijner graad
meting. Alleen het eerste boek is spoedig uitgegeven. De verbe
teringen van de berekeningen en waarnemingen der graadmeting
waren geschreven op den rand van een exemplaar der eerste editie.
Dit kwam eene eeuw later in handen van Musschenbroek,
den beroemden Utrechtschen natuurkundige, welke het werk nog
eens verifieerde en in 1729 onder zijne verhandelingen opnam.
2. Eratosthenes Batavus De Terrae ambitus vera quantitate
(De Nederlandsche Eratosthenesover de ware grootte van den
omtrek der aarde) is de titel van Snellius' boek, dat in 1617 te
Leiden door van Marsse gedrukt en bij va n C ols t e r uitgegeven
werdklein 4o.
Het boek begint met een opdracht aan de Generale Staten. Dan
komt een achtregelig lofdicht van zijn rechtsgeleerden ambtgenoot
Petrus Cunaeus. Vervolgens eene lijst der geographische breedten
van 18 plaatsen, waaruit afdoende blijkt, dat deze bepalingen toen
nog één of meer minuten onzeker waren.
Liber I beslaat blz. 1 116. Het is grootendeels historisch. Wij
vermelden er uitcaput 2 de aarde is bolvormig en het middelpunt
des heelals. cap. 3 over geographische lengte en breedte, en over
de poolshoogte eener plaats, cap. 420 over de oude graadme
tingen van Eratosthenes, Ptolemaeus, de arabieren enz.
cap. 21 handelt over Fernel. Snellius trekt uit dit liber de
slotsom (zie ook p. 211) dat geen dier oudere bepalingen eenig ver
trouwen verdient, en ieder zal dit met hem eens zijn. Minder goed
te keuren is, dat hij volkomen zwijgt over de trigonometrische land
meetkunde van zijne onmiddellijke voorgangers (zie 8.)
P. van Musschenbroek; Dissertationes physicae et geometricae.
Leiden 1729 p. 357420 „de magnitudine terrae."