96
partijen noodig (materielies Consensprincip, oder Princip des ding-
lichen Vertrags). De zakelijke overeenkomst, strekkende ter over
dracht van grondeigendom, wordt voor den grondboekrechter gesloten
(Auflassung) 1)
De zakelijke overeenkomst heeft op zich zelf, evenmin als de
toestemming des ingeschreven eigenaars, wijziging van het zakelijk
recht tengevolge, daartoe is inschrijving een vereischte (Eintragungs-
princip.) De inschrijving heeft echter geen formeele rechtskracht 2);
hare beteekenis hangt af van de geldigheid, der overeenkomst of der
toestemming tot wijziging van het grondboek. 3)
Naar het Pruisische grondboekrecht 4) wordt een gebrek in den
vorm der rechtshandeling geacht hersteld te zijn door de Auflassung,
Het ontwerp gaat een stap verder en leidt uit de abstracte natuur
der zakelijke overeenkomst af, dat zij onafhankelijk is van de obli-
gatorische betrekkingen tusschen partijen. „Der Rechtsgrund auf
welchem der dingliche Vertrag beruht, ist ohne Einflusz auf die
Rechtsanderung, welche er mit Hülfe der Eintragung bewirkt. Be
stand ein Rechtsgrund zur Errichtung des Vertrages überhaupt nicht
oder ist der Grund, welchen die Vertragschlieszenden voraussetzten
ungiiltig oder anfechtbar, so kann hieraus doch immer nur ein per-
sönlicher Auspruch des Einen gegen den Anderen hergeleitet werden."
(Motive III S, 187.) Hierdoor komt men tot het practisch gewichtig
resultaat, dat de rechtsgrond aan het onderzoek van een rechterlijk
ambtenaar (Legalitatsprincip) niet behoeft onderworpen te worden.
Eene inschrijving, gevolgd op een schijnovereenkomst, is van kracht,
Entwurf 828, 868. Motive III, S. 8, 158.
2) Slechts in een klein gedeelte van Duitschland, n.l. in Hamburg, Lübeck,
een gedeelte van Mecklenburg en in Saksen (Pols, blz. 25, noemt ten on
rechte Oostenrijk) is formeele rechtskracht aan het grondboek toegekend.
Deze afwijking is meer van theoretisch dan van praktisch belang. Wel is
waar heeft degene, die aldaar door eene inschrijving benadeeld wordt, theo
retisch slechts eene persoonlijke vordering, doch de nadeelen, welke daaruit
voor hem zouden kunnen voortvloeien, worden in den regel door positieve
wetsbepalingen weder weggenomen.
3) G. E. G. 9; Schiffner 109 S. 91; Burckhard 180.
4) G. E. G. 10.