101
gedelgd maar niet doorgehaald, ontbreekt de quitantie en is de schuld-
eischer, diens woonplaats of zijn zijne rechtsverkrijgenden onbekend,
of wel is de obligatie verloren geraakt, dan behoeft daarom zulk
een post nog niet te eeuwigen dage in het grondboek te blijven
staan, wat de koopwaarde van het grondstuk zeer zou verminderen.
De eigenaar kan n.l. een rechterlijk vonnis uitlokken waarbij de
doorhaling wordt bevolen. Daartoe worden de schuldeischers gerech
telijk opgeroepen bij afkondiging in het Staatsblad en zulke andere
bladen, als de rechtbank zal aanwijzen. De eisch wordt toegewezen
indien na een termijn van drie maanden niemand is opgekomen ot
de gevolgde tegenspraak is afgewezen. x) Dit zoogenaamde „Aufgebots-
verfahren" kan naar het ontwerp van een burgerlijk wetboek voor
Duitschland ook ten aanzien des eigendoms ingeroepen worden door
hen die, na het overlijden des ingeschreven eigenaars, meer dan 30
jaren in het bezit van een grondstuk waren. 2)
Vergelijkt men de hier ontwikkelde beginselen van het grondboek-
recht, samengevat in het hoofdbeginsel: de vervolgbaarheid van
zakelijk recht is beperkt tot de tweede hand, met de formule, die
Geyert als opschrift boven het grondboek hoopte te kunnen plaatsen
n.l. „Was in diesemBuchegeschrieben stehtist Wahrheit, undd^se Wahr-
heit schützt das Gesetz" 3) dan ziet men, dat deze woorden niet letterlijk
moeten opgevat worden. Slechts in zoover zij het beginsel der öffentliche
Glaube idealiseeren, dus ten aanzien van „gutglaubige Dritte", kunnen
zij geacht worden juist te zijn. Aan den goeden roep, dien het grondboek
stelsel terecht geniet, heeft de woordelijke opvatting van deze formule
in ons land veel afbreuk gedaan. Zoo bijv. verheft Gratama haar
tot grondbeginsel van het stelsel. „Krachtig" zegt Z.H.G. „drukken
deze woorden het wezen uit van het grondboek" en concludeert
op dezen zwakken grond„maar veroordeelen het ook ten sterkste." 4)
G. O. 103 Èt 110.
2) Entwurf 873. Motive III, S. 328 k 331.
3) Mascher, Vorwort S. X.
Hervorming, blz. 58. De verdere hierop gebouwde redeneeringen (blz,
58 en 59), vormen van het grondboek een fantasiebeeld, dat met de werke
lijkheid niet veel gemeen heeft.