122 men billijk zijn, ook noodig, dat men met elks inkomsten en elks behoeften bekend zij. Dit laatste is alleen denkbaar in de desa zelve en de bepaling daarvan zou dus aan het desabestuur moeten worden overgelaten, terwijl de begroo ting van het bedrag dat eene desa wel zal kunnen missen, zonder bepaald te verarmen, dan jaarlijks door de ambtenaren van het Binnenlandsch en Inlandsch Bestuur, in overleg met het Desabestuur, naar de actueele omstan digheden, moest worden vastgesteld. Maar bij de toepassing van dit stelsel kan er geen sprake meer zijn van grondbelasting of landrente in de ware betekenis. Het zou met eenige verbetering terugvoeren tot den tijd der Oost-Indische Compagnie, wier stelsel, als handelslichaam, het in de eerste plaats was en uit den aard der zaak zijn moest, om te halen wat er te halen viel, zon der er veel op te letten, waar het van daan kwam of wie er onder leed. Deze tweeslachtige instelling, waarbij overheersching middel, het behalen van voordeden doel was, had echter niet dezelfde verplichtingen en vooral niet dezelfde belangen als het Bestuur eener kolonie, dat in de eerste plaats de belangen der onderdanen en het algemeen welzijn moet beoogen en welks politiek belang medebrengt om vertrouwen en tevredenheid te stichten en te onderhouden. Ofschoon uit het voorafgaande genoegzaam blijkt, dat dit stelsel onze sym pathie in de verste verte niet geniet, zoo is het onzes inziens toch het eenig rationeele, wanneer men de koninklijke weg van eene zuivere grondbelasting, naast partieele belastingen niet op wil en wij willen er bijvoegen, dat het onder beter klinkenden naam en minder stelselmatige uitvoering, dan ook vrij wel het thans vigeerende stelsel is. Wil men dat stelsel echter behouden en zooveel mogelijk verbeteren, dan dient er eene eenvoudige organisatie gemaakt, waarbij de vaststelling van het bedrag volgens het hiervoor aangegeven beginsel wordt voorgeschreven. Moesten wij hiervoor eene ordonnantie ontwerpen, dan zou zij al zeer een voudig zijn, en ongeveer luiden als volgt: Artikel 1. Van de inlandsche bevolking, voor zoover zij zich met het landbouwbedrijf bezig houdt, wordt onder den naam van landrente eene enkele belasting geheven. Art 2. Door de Hoofden van Gewestelijk Bestuur of de door hen daarvoor aange wezen ambtenaren, wordt in overleg met de Inlandsche hoofden, voor elke Desa jaarlijks het bedrag der op te brengen landrente vastgesteld. Art. 3. Bij deze vaststelling wordt zoo goed mogelijk zorg gedragen, dat van alle

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 128