127 Wij verwijzen hier, om in de onmiddellijke omgeving van ons onderwerp te blijven, alleen naar twee zaken, n.l. naar de op zijn minst genomen vreemde wijze, waarop der tegenwoordige herziening der verponding wordt uit gevoerd, waarop o. a. uitvoerig is gewezen in twee artikelen in het Tijdschrift van Nijverheid en Landbouw deel XXXV 107 en 553 en, naar de volgende geschiedenis der Kadastraal-Statistieke opneming, welke echter niet meer dan voorbeelden zijn, uit vele anderen. In plaats van ten minste voor het technisch gedeelte, regeling en leiding van dit zoo dringend noodzakelijke werk van zoo grooten omvang en zoo wijde strekking toe te vertrouwen aan een specialiteit in het vak van geodesie en landmeetkunde met eene carrière achter zich, die waarborgen voor bekwaam heid en geschiktheid opleverde, heeft men het opgedragen aan menschen met deze wetenschap en hare praktijk ten eenenmale onbekend. Ook de uit voering werd aan onbekwame en ongeoefende handen toevertrouwd en van stelselmatige vorming van Europeesch of Inlandsch persooneel was geen sprake. In minder dan geen tijd waren een paar honderd mantris, die het vroeger nooit gedaan hadden, aan het meten, onder leiding van lieden, die van het meten, zooals zulks voor uitgebreide terreinen gedétailleerd behoord te geschie den, niet het minste verstand hadden. Geene ernstige overwegingen omtrent de gronslagen, waarop het werk geba seerd zou zijn, hebben plaats gehad; geene deugdelijke, zelfs geene volledige voorschriften voor de uitvoering zijn gegeven. Geene studie is gemaakt van hetgeen op dit gebied in Europa reeds was verricht, ten einde voordeel te kunnen hebben van de ondervinding daar op gedaan en de bezwaren en moeielijkheden te kunnen vermijden, die men daar na groote onkosten had leeren kennen en ontgaan. Onbezonnen en met eene zeer vage voorstelling van wat men wilde en hoe het ge daan moest worden, is men er maar op ingegaan en er heeft zich daaruit, na lang tasten en voelen, eene werkwijze ontwikkeld, die niet hooger stond dan de eerste proeven, vóór meer dan 80 jaren in Frankrijk genomen, doch in dien tijd ook reeds weder als onvoldoende aan kant gezet. Geen wonder dus, dat het meet- en kaartwerk van de voormalige Kadas- traal-Statiestieke opneming zoo slecht is, dat het thans, na een bestaan van 10 tot 20 jaren, reeds zeer moeielijk moet worden om het zoodanig bij te houden, dat het voldoende juist de uitgestrektheden voor de landrente benoodigd blijft opleveren, en de tijd zelfs niet zeer ver meer af is, waarin het aan dien eenigen eisch niet meer zal kunnen voldoen. Stelselmatige of regelmatige waardeering der bouwvelden naar eene voor geschreven methode, heeft middels de Kadastraal-Statistieke opneming niet plaats gehad. F. Verstijnen. Wordt vervolgd

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 133