136
Er is meer!
Wordt een gedeelte van een kadastraal perceel verkocht en daarop
hypotheek genomen, dan rust rechtens de hypotheek alleen op het
verkochte gedeelte. Dit gedeelte krijgt na ambtelijke opmeting een
afzonderlijk kadasternommer ten name van den kooper; het overig
deel eveneens een nommer, dat blijft ten name van den verkooper.
De meeste hypotheekbewaarders weigeren nu van dit laatste nommer
een getuigschrift van onbezwaardheid af te geven.
Een ander voorbeeld. Het hypotheekrecht, rustende op een klein
perceel,' is tenietgegaan zonder doorhaling der inschrijving. De
hypotheekhouder is overleden; zijne erfgenamen zijn niet alle uit-
tevinden of weigeren hunne medewerking tot doorhaling. Er wordt
eene straat aangelegd, die het perceeltje doorsnijdt; de grenzen ver
dwijnen; de overblijvende stukjes ter weerszijden van de straat worden
verkocht en vereenigd met de aangrenzende perceelen van de koopers.
Die gronden worden als bouwterrein geëxploiteerd. Koop en ver
koop van perceelsgedeelten, vernummeringen door vereeniging en
splitsing van perceelen volgen elkander snel op. Eene wijk of voor
stad verrijst. De inschrijving op dat ééne perceel kan de geheele
voorstad met eene fictieve inschrijving besmetten. De bewaarder
geeft van geen enkel nieuw huis, kadastraal bekend geworden onder
een afzonderlijk nieuw nommer, een getuigschrift van onbezwaardheid
af, al blijkt ook uit de kadastrale hulpkaarten, dat het huis geen
deel gemeen heeft met het bezwaarde moederperceel, dat het zelfs
op honderden meters afstand daarvan is gelegen!
Dergelijke besmetting treft men in meerdere of mindere mate
overal aan. De bewaarders op enkele gunstige uitzonderingen
na kennen alleen hunne registers; wegens gebrek aan technische
kennis raadplegen zij de kadastrale kaarten niet; zij schijnen uit te
gaan van de veronderstelling, dat zij anders de verantwoordelijkheid
openbare registers geen vereischte (evenmin als voor cessie, B. W. art. 668).
Het Bestuur der Registratie heeft de bewaarders aangeschreven, aan aanvra
gen tot aanteekening geen gevolg te geven (P. W. 1886, N°. 7388brief van
29 Maart 1887, N°. 68). Zie polemiek hierover tusschen prof. Mr. J. P.
Molster en E. van Steenbergen in het Weekbl. v. Not. en Reg., Nos 1057,
1059 en 1061.