144
het onderzoek van den grondboekrechter werken vertragend en be
lemmerend. In oeconomischen zin spant het Torrens-stelsel de
kroon. Wie op korten termijn bedrijfskapitaal wil leenen, brengt
zijn certificaat als pand bij een hypotheekbank of een bankier. Wie
verkocht heeft, vult een akten-formulier in en na legalisatie door
een notaris of anderen bevoegden ambtenaar casu. quo onder
medewerking van een attesteerenden getuige zendt hij de akte
met het certificaat aan den directeur van het grondregister, die des-
verlangd reeds den volgenden dag een nieuw certificaat aan den kooper
zendt. Evenzoo bij gewone hypotheekstelling.
Met de erkenning der oeconomische voordeelen allée'n is de aan
nemelijkheid van het Torrens-stelsel voor ons land nog niet bewezen.
Bovendien dient ook van een juridisch standpunt de mogelijkheid
der invoering aangetoond te worden. Alvorens daartoe overtegaan
wil ik trachten, het hoofdonderscheid tusschen de rechtsbeginselen
der drie besproken stelsels te doen uitkomen, door hunne toepas
sing op een voorbeeld van algemeene strekking.
Stel daartoe drie opvolgende houders van een onroerend goed
A, B en C.
A is eigenaar, B bezitter als eigenaar krachtens een titel, waar
van de gebreken hem onbekend zijn. Hij verkreeg het bijv. bij
een testament, dat later blijkt nietig te zijn. B verkoopt het goed
aan C. Ten opzichte van A is B de tweede, C de derde hand. Welke
is de rechtsverhouding tusschen A, B en C? In het antwoord op
deze vraag ligt het kenmerkend onderscheid opgesloten tusschen de
rechtsbeginselen der besproken drie stelsels van verkrijging van on
roerende zaken.
In het negatieve stelsel wordt door de vervreemding van B aan
C het recht van A, om de zaak onder eiken houder optevorderen,
niet geschonden, krachtens het aan het Romeinsche recht ontleende
grondbeginsel:
Niemand kan meer rechten op onroerende zaken overdragen dan
hij zelf er op heeftof i. aw. niemand kan buiten zijn toedoen
zakelijk recht verliezen door de daad van een a?ider.
A vervolgt dus zijn recht op de zaak onder C en onder alle
verdere verkrijgers. Of C en zijne opvolgers ieder op hun beurt