1GG worden achtereenvolgens beide verschuivingen toegepast, dan zullen de drie plaatsen, waar elk punt zich achtereenvolgens bevindt, een klein driehoekje vormen. Het valt spoedig in het oog, dat al deze driehoekjes gelijkvormig en hunne gelijkstandige zijden evenredig zijn aan de afstanden tot de aan- sluitingslijn. Hieruit volgt dat de lijnen, die begin- en eindpunt van de verschuiving vereenigen, ook evenredig aan die afstanden zijn en alle dezelfde richting hebben. Wanneer men nu de methode der P. V. op beide ver schillen tegelijk toepaste, zou men geheel tot dezelfde uitkomsten geraken, als wanneer men ieder der beide verschuivingen afzonderlijk had aange bracht. Bij deze methode heeft men dus het voordeel, dat men niet op elk der beide wijzigingen afzonderlijk behoeft te letten, maar kunnen de ver schillen geheel als waarnemingsfouten worden vereffend. Past men bij de projectie van Bonne eene andere aansluitingsmethode toe dan moeten beide wijzigingen afzonderlijk worden aangebracht. Als voorbeeld kiezen wij de methode, voor eenige jaren door Prof. Schols ontwikkeld en opgenomen in de Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Aka- demie van Wetenschappen, Afdeeling Natuurkunde, Tweede Reeks, Zestiende deel, blz 297 en v. v., welke methode gegrond is op de theorie der conforme overbrenging. Denkt men zich eerst deze methode toegepast ter vereffening der waar nemingsfouten; de som van de kwadraten der correctiën wijkt hier zeer weinig van het miuimum af; er zal dus eene zeer groote waarschijnlijkheid bestaan dat de ligging der punten de bereikbare nauwkeurigheid zeer nabij komt. Door de aangebrachte correctiën zullen rechte lijnen tot kromme worden verbogen, echter zullen ook kromme lijnen tot rechte worden hersteld. Wordt nu dezelfde methode opnieuw gebezigd voor de wijzigingen der projectie, dan ondergaan alle lijnen op nieuw eene verbuiging. Deze laatste zal nu echter eene afwijking doen ontstaan van den toestand, die als de waarschijn lijkste was vastgesteld. Op de grenzen der secondaire driehoeken vooral geeft dit aanleiding tot onregelmatigheden. Om dit nader toe te lichten denke men zich twee secondaire driehoeken met eene gemeenschappelijke zijde en wel zoodanig dat die samen een paral lelogram vormen. Nu zullen de gelijke hoeken in deze driehoeken ten gevolge der projectie evengroote wijzigingen ondergaan hebben en wel met hetzelfde teeken. Daar de driehoeken congruent zijn en de hoeken even groote wijzigingen moeten ondergaan, zullen deze na de toepassing der methode C. O. weer congruente figuren vormen. Wordt nu in den eenen driehoek eene zijde naar buiten verbogen, dan zal deze in den aangrenzenden driehoek evenveel naar buiten worden verbogen; de kromme lijnen wijken nu aan weêrszijden evenveel van de rechte lijn af. De driehoeken vallen dus na de aansluiting over elkander heen of, wanneer de kromming naar binnen is, zal er eene ruimte opengelaten worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 172