168 zou ook nog op de voorwaarde gelet behooren te worden, dat de hoeken tusschen die punten nauwkeurig 180° bleven; bij alle andere denkbeeldige lijnen echter niet; die lijnen zullen dus tengevolge van de vereffening ook niet meer volmaakt recht blijven, zoodat zich het vooronderstelde voordeel alleen zou bepalen tot die lijnen, welke als recht zijn uitgezet. Wordt nu een lijn door de aansluiting volgens de methode der C. O krom, dan wijst de kleinere som der kwadraten van de correctiën er op dat dit waarschijnlijker is, dan dat zij recht is. Het doorbuigen van een secondaire driehoekszijde zegt ons dus alleen, dat de punten, die men dacht daarop ge legen te zijn, in werkelijkheid er buiten liggen. De rechte lijnen, die tenge volge der waarnemingsfouten krom schenen te zijn, zullen nu waarschijnlijk door de methode der C. O. zoo verbogen worden, dat die meer tot rechte lijnen naderen. Bovendien worden bij de toepassing der methode van de P. V. rechte lijnen in verschillende secondaire driehoeken gelegen, op de gemeenschappelijke zijde gebroken. Het bezwaar, dat de heer Gleuns inbracht tegen de methode van Baur, waarover straks, schijnt ook in het verbuigen te bestaan; daarom komt mij dit evenzeer ongegrond voor. Verder vermeldt de heer Gleuns, dat de methode der P.V. belangrijk kleinere verschillen oplevert voor de lengten der zijden. De vergelijking der vergrootingen van de zijden bij beide methoden had, streng genomen, achter wege kunnen blijven, daar de punten niet door afstandmeting maar door hoekmeting zijn bepaald en alleen de wijzigingen aan de direct waargenomen grootheden over de nauwkeurigheid kunnen uitspraak doen. Toch leert die vergelijking weer, dat de methode der C. O. verre de voorkeur verdient boven die der P. V. Wanneer van eene bepaalde basis uitgaande een driehoeksnet bepaald is, zullen de lengten der zijden des te grooter verschillen kunnen opleveren, naarmate zij door eene langere keten van driehoeken aan die basis zijn verbonden. De methode der C. O. is hiermede in overeenstemming, die der P. V. rekent er in het geheel niet mede. Bij de eerste methode worden de verschillen grooter, wanneer de zijden verder van de aansluitingszijde ver wijderd liggen, bij de methode der P. V. is de vergrooting alleen afhankelijk van de richting. Vergelijkt men de vergrootingen van de zijden, die in één punt samenkomen, bij beide methoden, dan bemerkt men, dat die onderling veel kleinere ver schillen opleveren bij de methode der C. O. dan bij de andere. Tot voor beeld hiervan neme men het punt R uit het net door Prof. Schols berekend. Zijden Vergrootingen in 100,000ste deelen volgens C. O. volgens P. V. RQ 11.0 4.9 RO 8.7 4.1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 174