170 Door Prof. Schols wordt verder gewezen op de methode, door den heer C. W. B a u r ontwikkeld in het Zeitschrift für Vermessungswesen van October 1881, welke methode mede gegrond is op de theorie der conforme overbrenging. De berekeningen, waartoe deze methode aanleiding geeft, zijn echter zeer omslachtig. Voor de bepaling van de correctiën van elk punt heeft men noodig de afstanden tot alle aansluitingspunten en de hoeken, die deze lijnen met alle verbindingslijnen dezer punten vormen. Bij de aansluiting aan een aantal van n punten bestaan de correctien uit n, of als men reeds aan tweepunten heeft aangesloten, uit n—2 termen. Elke term is nu afhankelijk van de cor rectien van één aansluitingspunt, van n verbindingslijnen en van n1 hoeken. Door den heer Baur wordt nog vermeld, dat het in vele gevallen voldoende is, deze lijnen en hoeken op graphische wijze te bepalen. Het vraagstuk der aansluiting begint nu echter zulke omvangrijke bewer kingen te vereischen, dat de vraag kan worden gesteld of het meerdere werk boven dat der methode van de P. V. in alle gevallen gerechtvaardigd is. Bij eene aansluiting aan secondaire punten, zooals die in de Meetkunstige Beschrijving in coördinaten zijn gegeven moet dit m. i. ontkennend worden beantwoord. De methode der P. V. brengt met eene zeer eenvoudige bewer king beide correctien tegelijk aan. Neemt men in de plaats hiervan de methode Baur, dan moeten eerst de correctiën ten behoeve van de projectie volgens de methode der P. V. worden aangebracht. De nog resteerende verschillen zouden nog volgens boven bedoelde methode moeten worden vereffend; dit laatste is het meerdere werk boven de toepassing der methode P. V. De geringe nauwkeurigheid waarmede de secondaire punten zijn bepaald en de belangrijke wijzigingen door de projectie zullen in vele gevallen zoo danige afwijkingen doen ontstaan, dat deze de fouten in het net van lagere orde verre zullen overtreffen. Waar men dus die grootere verschillen moet laten bestaan, is het niet gerechtvaardigd om voor het vereffenen der kleinere verschillen zich van eene methode te bedienen, die wel de correctiën kleiner maakt, ten koste eehter van zeer veel werk. Zoo de punten van hoogere orde, waaraan de aansluiting moet worden tot stand gebracht, met alle mogelijke zorg zijn bepaald en deze op een plat vlak zijn overgebracht volgens eene methode die zeer geringe wijzigingen vereischt, kan (binnen zekere grenzen) het meerdere werk niet verhinderen om aansluitings-methoden toe te passen, die de correctiën veel kleiner maken en onder deze komen in de eerste plaats in aanmerking, die welke berusten op de theorie der conforme overbrenging. M. de Vos.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 176