172
zitter der Fransche geodesische commissie, terwijl de heeren Förster, directeur
der sterrenwacht te Berlijn, en ons medelid Van de Sande Bakhuyzen, tot
ondervoorzitters werden benoemd.
Uit het verslag bleek dat zich thans reeds 26 Staten hadden aangesloten
bij de vereeniging der aardmeting op de grondslagen der te Berlijn in 1886
aangenomen internationale conventie en wel, behalve de reeds genoemde 17
Staten, de Argentijnsche Republiek, Beijeren, Chili, Noorwegen, Portugal,
Rusland, Saksen, Wurtenburg en Zweden. De toetreding van de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika, waar de werkzaamheden op het gebied der
aardmeting zulke kolossale uitbreiding hebben gekregen, en die nu te beter
in verband kunnen worden gebracht met hetgeen in de overige werelddeelen
is verricht, werd met groote voldoening vernomen.
Na het verslag van den secretaris Hirsch werd door den hoogleeraar
Helmert, directeur van het te Berlijn gevestigde centraal bureau der aard
meting verslag gegeven van de aldaar verrichte werkzaamheden, in de eerste
plaats van de samenstelling van eene bibliographie der geodesie, vervolgens
van de berekening der groote lengtegraadmeting langs de 52° parallel van
Rusland tot België, ten derde van de verbinding van de groote Russische
breedtegraadmeting van de Noordelijke IJszee tot de Zwarte Zee met de
breedtegraadmeting in Engeland en Frankrijk, eindelijk van de onderzoekin
gen welke volgens een besluit van de Permanente commissie te Salzburg aan
het centraal bureau waren opgedragen aangaande de meest geschikte methoden
ter bepaling van mogelijke veranderingen in de breedte. De volbrachte
waarnemingen deden zien dat voor dit doel de breedte-bepaling volgens
Herrebow en Talcott uitnemend geschikt was, doch veranderingen in de
breedte had men gedurende de 6 maanden waarin, die onderzoekingen ver
richt waren, niet bespeurd.
Algemeene berichten over den voortgang der werkzaamheden ten behoeve
der aardmeting sedert de vergadering te Nizza in 1887 werden gegeven door
de heeren Van de Sande Bakhuyzen over de sterrekundige bepalingen van
lengte, breedte en azimuth, Ferrero over de driehoeks-metingen, Bassot over
de basismetingen, Von Kalmar over de waterpassingen, Ibanez over de
mareographen, Helmert over de slingerbepalingen en over de afwijkingen
van het paslood.
In de bijeenkomst van de permanente commissie in 1888 te Salzburg had
die commissie op zich genomen in de algemeene vergadering te Parijs voor
stellen te doen omtrent een gemeenschappelijk nulpunt voor de hoogteme
tingen voor de verschillende staten van Europa, een nulpunt dat zou worden
afgeleid uit de gemiddelde hoogte van de Noordzee op de kust van een der
kleinere Staten. Ten gevolge van het gemis aan eene voldoend nauwkeurige
waterpassing in België, ontbrak vooralsnog het verband tusschen de gemid
delde waterhoogte aan de kust te Ostende en op de verschillende punten