173 van onze kust, zoodat eene beslissing omtrent het aan te nemen nulpunt nog niet kon genomen worden; daar men evenwel vertrouwde dat de Belgische Regeering eerlang voor eene voldoende aansluiting van de mareograaf te Ostende aan de waterpassingen der naburige landen zou zorg dragen, werd aan het centraal bureau opgedragen eene memorie samen te stellen, welke bij de volgende algemeene vergadering tot grondslag der te nemen beslissing aangaande een algemeen vergelijkingsvlak voor alle waterpassingen kan dienen. Vervolgens brachten de afgevaardigden der verschillende landen rapporten uit over den voortgang der werkzaamheden voor de aardmeting gedurende het laatst verloopen jaar, welke alle bewezen hoe krachtig en veelzijdig aan de grootsche onderneming wordt gewerkt. Zeer belangrijk waren onder meer de mededeelingen over de onderzoekingen omtrent de intensiteit en richting der zwaartekracht, onderzoekingen die als voorbeeld kunnen dienen voor hetgeen ook in Nederland in dit opzicht is te volbrengen, want al mogen wij bij de zeer geringe verheffing welke onze bodem oplevert en bij de groote gelijkvormigheid van het terrein, waarschijnlijk niet zulke belangrijke uit komsten verwachten als in meer bergachtige streken zijn verkregen, zoo zijn toch ook hier waarnemingen in deze richting, in aansluiting aan hetgeen in Duitschland en Frankrijk wordt verricht, zeer wenschelijk. Van veel belang was ook het zeer uitvoerige bericht van den afgevaar digde der Vereenigde Staten van Noord-Amerika over alles wat daar op het gebied der geodesie was volbracht. Daar echter dit bericht, evenmin als die der overige Staten, nog niet in druk verschenen is, is het niet mogelijk er een behoorlijk verslag van te geven. (enz. zie verder Staatscourant van 10 Juli 1890 No. 133.) Werkzaamheden der commissie. De werkzaamheden der commissie hadden in 1889 betrekking op: de primaire driehoeksmeting; de secundaire driehoeksmeting; de lengtebepaling; en de getijwaarnemingen. Primaire driehoeksmeting. De werkzaamheden voor de driehoeksmeting bestonden in het voortzetten van de verkenning, waaraan blijkens het verslag over 1888 in dat jaar niets meer kon worden gedaan, en in het inrichten van verschillende stations voor de metingen. Ten einde die werkzaamheden, met het oog op de uit te voeren secundaire driehoeksmeting, zooveel mogelijk te bespoedigen, werden tegen 1 Mei naast de beide ingenieurs der commissie nog twee nieuwe ingenieurs aangesteld, namelijk de civiel-ingenieurs J. A. van Eyk Bijleveld en J. F. Quant. De eerste werd voor die werkzaamheden toegevoegd aan den ingenieur Hk. J. Heuvelink en de tweede aan den ingenieur N. Wildeboer. Op die wijze was het mogelijk de bedoelde werkzaamheden met twee ploegen te gelijk aan te vangen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 179