175 evenals de noodige Nederlandsche punten zichtbaar zijn. Een dergelijk punt werd gevonden op den Klifsberg onder de gemeente Vlodrop. Met den eigenaar van het terrein werd eene overeenkomst gesloten om voor de metingen aldaar een signaal te mogen oprichten. Na afloop van deze gemeenschappelijke verkenning, waarbij de ingenieurs tevens in de gelegenheid gesteld werden om een bezoek te brengen aan een van de signalen die men in Pruisen bezig was te bouwen, werd de verken ning in Limburg en in het oostelijk gedeelte van Noord-brabant voortgezet. Nederweert en Os bleken hier de meest geschikte punten te zijn voor de aansluiting aan de reeds vastgestelde hoekpunten aan de grenzen. Voor de verdere voortzetting naar het westen werden voorloopig aangenomen Beek bij Helmond en Oirschot, die op gunstige wijze verbonden kunnen worden met de nog meer westelijke punten Gorinchem en Oosterhout of Breda. Als vast konden deze punten nog niet worden aangenomen, eensdeels omdat eerst moest worden nagegaan of van uit laatstgenoemde punten het net verder westwaarts kon worden voortgezet, anderdeels omdat de lijn Oirschot-Nederweert niet geheel vrij was. In die lijn bevonden zich eenige boomen die dienen opgezocht te worden, ten einde uit te maken of zij weggeruimd kunnen worden. Dit onderzoek moest tot later worden uitgesteld, ten einde te kunnen zorgen dat in het reeds vastgestelde gedeelte van het net een zoodanig aantal punten voor de metingen in orde konden worden gebracht dat het volgende jaar die metingen zouden kunnen plaats hebben. Het eerst werd daartoe de toren te Winterswijk onderhanden genomen en daarop twee pijlers voor de metingen aangebracht en daarna het punt Hettenheuvel, alwaar een steiger voor de waarnemingen werd aangebracht, zoodanig dat het instrumet op 6 meter boven den grond komt te staan. Nadat deze werkzaamheden waren afgeloopen en tevens de noodige metingen vericht waren voor het bepalen van de centreerings elementen, werden de inrichtingen van de verdere stations onderhanden genomen, alsmede de ver kenningen die nog noodig waren ter bepaling van de juiste plaatsen waar enkele van de signalen geplaatst moesten worden. Ten gevolge daarvan zijn, behalve op de twee reeds genoemde stations, nog op de navolgende punten inrichtingen voor de metingen aangebracht. Op den Lemelerberg is een massieve zuil van Bentheimer zandsteen aangebracht om daarop de metingen te kunnen uitvoeren. Op den toren te Zutphen werden twee waarnemings pijlers, op die van Rhenen en Nijmegen ieder één pijler gebouwd en op Imbosch werd een steiger met eene waarnemingshoogte van 6 meter aan gebracht. Voor de steigers, op te richten op den Flierenberg bij Nijmegen en ter plaatse van het vroegere observatorium van Kraijenhofï op deVeluwe; alsmede vóór het bouwen van een pijler op den toren te Nederweert, werden contracten gesloten, zoodat de inrichtingen op die stations ook voor den aan vang van de werkzaamheden in den volgenden zomer gereed zullen komen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 181