195 strevende minderheid moet krachtig kunnen worden opgetreden, omdat geen uitsluiting van eigendommen kan worden toegelaten. Een ontwerp voor eene rijkswet en voor de voorschriften ter uit voering, geeft de heer Karl Peijrer, Ministerialrath in het K. K. ministerie voor landbouw te Weenen in zijn werk over deRege- lung der Grundeigenthums-verh&ltnisseP In het werk: „Practischer Leitfaden zur Durchführung von Kom- massationenvan den heer Otto Schindler, waaruit ik het meerendeel mijner mededeelingen over landverlegging trok, komt eene berekening voor met betrekking tot Oostenrijk van de stijging der inkomsten uit den landbouw verkregen, wanneer kommassatie voor dat land algemeen werd uitgevoerd. Uitgaande van het denkbeeld dat door de landverlegging het voortbrengingsvermogen met 1/5 vermeerdert, zal bij eene jaarlijksche opbrengst van 1700 millioen gulden aan landbouwproducten, dit be drag tot ongeveer 2000 millioen stijgen zoodra de landverlegging een voldongen feit is geworden. Schat men den duur van den geheelen arbeid op 40 jaren, dan gaat met ieder jaar dat ongebruikt voorbijging, gemiddeld 20 millioen aan nationaal-vermogen verloren. De tot Transleithanië behoorende landen hebben eene oppervlakte van 5441 mijlen, aangenomen 3000 mijlen worden gecultiveerd, het overige zij onproduktief of met bosschen bedekt, dan zal iedere mijl 100.000 florijnen meer opleveren, welk cijfer niet te hoog is, in vergelijking met de opbrengsten verkregen in gekommasseerde landstreken in Duitschland. In eene eeuw zou het nationaal vermogen met ongeveer 20 mil liard zijn toegenomen, een cijfer, geschikt, een ieder tot nadenken te stemmen. In de overtuiging dat de landverlegging toepassing in ons vader land kan vinden, heb ik niet geaarzeld het onderwerp te behandelen het is buiten kijf dat niet alle streken van ons land geschikt zijn voor de hervormingin klei- en zandstreken zal zij niet op over wegende bezwaren stuiten. C. W. Hoffmann,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 201