198 en tevens een waarborg geeft, dat 's lands inkomsten op den duur verzekerd blijven?// De Regeering heeft blijkbaar de kennis der Inlandsche ambtenaren van het landmetersvak en //de middelen die den Districtshoofden ten dienste staan om de voor het oogmerk der Regeering noodige gegevens te doen ver zamelen,// overschat en wij veronderstellen dat zij niet tijdig genoeg op de gebrekkige resultaten der metingen is gewezen, om dien arbeid te staken, toen hij dreigde niet anders dan nuttelooze krachtverspilling te zullen op leveren. Na deze onwillekeurige uitwijding, door een gevoel van ergernis in de pen gegeven, haasten wij ons er bij te voegen, dat het eene aangename afleiding is, te mogen veronderstellen, dat de overige gegevens door dit landrente- onderzoek bijeen gebracht, eene vruchtbare bron kunnen vormen, waaruit, zelfs voor eene deugdelijke landrenteregeling, zooals wij ons die voorstellen, en in het volgende punt zullen behandelen, veel bruikbaars geput zal kunnen worden. Thans overgaande tot ons 3de punt van behandeling, n.l., //om de middelen aan te geven, die o. i. moeten worden aangewend om tot eene deugdelijke en blijvende oplossing van het vraagstuk te geraken,// noemen wij als eerste vereischteafscheiding van de belasting op de opbrengst van den grond, van die op alle andere provenuën door den inlander, uit welken hoofde dan ook, genoten. Is het voor 's lands finantiën noodig, dat van alles wat den inlander voor deel oplevert, een deel aan den fiscus worde afgestaan, dan stelle men b.v. eene patent-belasting in op bedrijven en ambachten; men heffe van de huurwaarde der huizen, en van de waarde van het meubilair; men vrage desnoods een retributie voor elk stuk vee, enz.; maar men ver heffe de landrente tot eene zuivere grondbelasting. Hierdoor alleen zal zekerheid verkregen worden, dat ieder bijdraagt van hetgeen hij werkelijk geniet en dat die bijdrage zoo na mogelijk evenredig is aan zijne inkomsten. Om de landrente te kunnen verheffen tot eene gezonden kern der belas tingen voor den inlander, welke bij rechtmatigen aanslag en regelmatige verdeeling de meeste voordeden voor de schatkist afwerpt en waarvan met zekerheid de grens kan worden bepaald tusschen draagvermogen en overbe lasting, is de kennis van twee zaken gebiedend noodzakelijk n.l. 1° die der oppervlakte van den grond, in zoodanige onderdeden verdeeld als voor afzonderlijken aanslag in aanmerking komen. 2° die der netto-opbrengst per eene aan te nemen eenheid, b. v. per bahoe (1) Hier en in onze volgende beschouwingen hebben wij steeds de netto-opbrengst op den voorgrond gesteld, als zijnde theoretisch de eenige, die belast mag worden. Het kan ecliter zeer wel zijn dat m

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 204