216 van het geheel te vinden, door nagenoeg elk inlandsch hoofd uitgevoerd en door elk Europeesch ambtenaar gemakkelijk gecontroleerd worden. De Heer Van der Kemp stelde met eene methode, die wat het technisch gedeelte betreft biermede vrijwel overeen komt, een proefneming in, die men beschreven vindt in de Indische Gids van 1880 getiteld„Over methode van landrente-onderzoek," en welke door den ontwerper practisch zeer wel uitvoerbaar en aan de verwachtingen voldoende werd bevonden. Later zijn naar wij vernamen op last van de Regeering in twee gewesten proefnemingen met deze methode gedaan, die zouden mislukt zijn. Doch dat bewijst o. i. nog volstrekt niet de onuitvoerbaarheid der methode in't al gemeen, want in die gewesten waren geene voor dat doel geschikte kaarten aanwezig, wat echter eene hoofdvoorwaarde in het stelsel van Van der Kemp is en het mag zeer twijfelachtig geacht worden of de uitvoerders wel de capaciteiten en den bijzonderen aanleg bezaten, die voor de uitvoering dezer proef geeischt werden, daar deze eigenschappen niet in het opleidingspro gramma van de ambtenaren van Binnenlandsch Bestuur voorkomen, en dus slechts eigen zijn aan enkelen hunner, die met bijzondere ambitie bedeeld er eene speciale studie van gemaakt hebben. Immers de Heer Van der Kemp zegt zelf: „Het schijnt mij dan ook bepaald wenschelijk toe, om de chefs van het kadaster met de landrente-opneming in betrekking te stellen." „Zoo worden alle kaarten verstrekt door de plaatselijke chefs van de kadas trale bureaux. Zij zijn verder de technische leiders van den arbeid enz". Hieruit blijkt dat de Heer Van der Kemp, als voorwaarde voor het wel slagen eener proefneming steldegoede kaarten en landmeters als technische leiders van het werk. Het mag dus bevreemden, dat men het onderzoek niet heeft ingesteld in eene streek waar het nieuw kadaster gereed was en de hulp van het kadasterpersoneel daarbij niet heeft ingeroepen; tenzij hier weêr gedacht mag worden aan overschatting van eigen krachten en eigen kennis en aan de zucht tot liefhebberen op dit gebied, wat geen ongewoon ver schijnsel is. Op welke gronden de onderzoekingen, volgens de methode Van der Kemp als mislukt zijn veroordeeld, is onbekend. Het is dus ook mogelijk dat er andere dan technische bezwaren zijn ge rezen waarover wij niet kunnen oordeelen. Maar dit staat bij ons vastdat het hier besproken onderdeel van de genoemde methode, n. 1. de indeeling van het individueel bezit de aanduiding van elks aandeel, enz., op de door ons aangewezen wijze, bij het bestaan van goede kaarten, zeer wel uitvoerbaar is, en gaandeweg tot juisten individueelen aanslag zal leiden, waar vooraf door het kadaster reeds gezorgd zal zijn voor juisten aanslag der geheele desa, en zelfs van dien der blokken, welke door enkele individuen te zamen bezeten worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 222