Verslag van de Algemeene Vergadering der Leden van de
Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde, gehouden te
Amsterdam den 19den November 1890.
De van heinde en ver opgekomen leden waren voor het meerendeel ditmaal
geen vreemdelingen in het voor de jaarlijksche bijeenkomst gekozen lokaal.
De bovenzaal van het Gebouw van de Maatschappij tot Bevordering der
Bouwkunst wekte ongetwijfeld bij menigeen herinneringen op, aangenaam en
vleiend voor het gevoel, omdat zij getuigden van wat de Vereeniging, ofschoon
nog jong, reeds vermocht. Bleek die bovenzaal een jaar geleden voor de
tentoonstelling van instrumenten en kaartwerken uiterst geschikt, thans leverde
zij het bewijs als vergaderlokaal gezellig te mogen heeten.
De Voorzitter, de heer J. T. Hessels, leidde na mededeeling dat dit
jaar van wege het Bestuur zorg zou worden gedragen voor de samenstelling
van een verslag der vergadering voor de pers de werkzaamheden in met
eene beschouwing van een deel der geschiedenis van het kadaster hier te lande,
en wel bepaaldelijk dat, hetwelk het tijdvak bevat van af de Bataafsche
Republiektot aan de inlijving van ons vaderland bij Frankrijk.
Aan zijn onderwerp liet hij voorafgaan eenige bizonderheden omtrent de
regeling der verpondingen, en gaf als voorbeeld daarvan aan, hoe deze tus-
schen 1791 en 1791 in de zoogenaamde Meierij van 's Hertogenbosch op
kadastralen grondslag werd gevestigd.
De vergadering bracht haren voorzitter welverdiende hulde door een luid
applaus.
Tegenwoordig waren de heerenA. W. C. Bake,* de Balbian, van Beek,
Boer, Boon, van den Briel, van Buren Lensink, P. van Dijk,
Eekhof, Engelmann, Geijl, A. J. de Groot, H. P. de Haan, J. W.
den Hartogh, Hengeveld, A. G. Hessels, Hoffmann, Hogenhuis,
Hondius, Meijer, Mulder, ten Oever, Persoon, P. C. Prins, Sil-
levis, E. Verstijnen,* F.' Verstijnen,* "Vierkant, Vonk, de Vries
de Waard, Wagenmaker, Warnsinck,* Welling, Weijgers, van
Woerden en Zeiler.2)
1) De openingsrede zal in haar geheel in het Tijdschrift worden opgenomen. Red.
2) De ambtenaren van het kadaster in N. O. Indie, met verlof hier te lande, die door hunne
tegenwoordigheid indien zulks noodig ware blijk gaven van hunne belangstelling in het doel en in
het streven der Vereeniging, zijn met een aangeduid.
In het namiddaguur verschenen nog de heeren E. Barenbroek en F. G. Stucki.