252
op te merken naar aanleiding der gedane mededeelingen, vraagt de heer
Engelmann het woord.
Hij spreekt de wenschelijkheid uit eene circulaire te doen toekomen aan de
leden der Staten-Generaal, aan notarissen en aan candidaat-notarissen ten
einde meer abonnenten te krijgen.
Uit de door den secretaris gedane rekening en verantwoording blijkt, dat
de totalen van de inkomsten en uitgaven over 1889 waren:
Inkomsten met inbegrip van het batig saldo van vorige
jaren k 501,62s1523.085
Uitgaven u 1483.665
Batig saldo 39.42
De H.H. Hengeveld, Mulder en Weijgers nemen welwillend de taak
op zich der naziening van de rekening en verantwoording.
Het tijdperk der vrij belangrijke batige saldo's blijkt zijn einde te zijn genaderd.
De oorzaak ligt in de hooge kosten van uitgaaf van het Tijdschrift over
1889, deze gingen ongeveer 350 boven de begrooting, en in de kosten
der gehouden tentoonstelling, ongeveer 170, verrekend over 1889, ofschoon
de begrooting over 1890 met een post van ƒ200 voor dit doel werd bezwaard.
De rekening over 1890 in te dienen zal mitsdien in uitgaaf voor genoemd
bedrag worden ontlast.
De begrooting over 1891 wordt voorgelezen en in ontvangst en uitgaaf
goedgekeurd tot een bedrag van ƒ1055 en ƒ970.
De voorzitter geeft in overweging het bestuur in de redactie van het Tijd
schrift te laten voorzien; de vergadering betuigt hare instemming.
De heer Boer, door den voorzitter uitgenoodigd met de redactie voort te
gaan, verklaart zich daartoe bereid, de vergadering begroet deze verklaring
met luide toejuichingen, de voorzitter met een woord van dank.
Op voorstel van den voorzitter blijft de abonnementsprijs van het Tijdschrift
vastgesteld op ƒ2.50.
De bepaling der plaats van bijeenkomst voor 1891 geeft aanleiding tot een
levendige discussie.
Op de vraag van den voorzitter of iemand over dit punt het woord ver
langt, geeft de heer Mulder in overweging de beide volgende keeren, éénsin
het Noorden, ééns in het Zuiden van het land te samen te komen. Indien
de vergadering een besluit in dien geest zou nemen, dan twijfelt hij niet, of
de belangstelling van hen die ver van Amsterdam verwijderd zijn, zal hier
door worden verlevendigd.
De heeren Vonk, de Waard en Ge ijl ondersteunen dit voorstel; de
beide laatsten bevestigen daarbij de mededeèling van den heer Mulder, dat