254
heer J. T. Hessels verklaart, dat hij de opdracht, door hem een vernieuwd
blijk van vertrouwen genoemd, aanneemt.
Na de behandeling der agenda vraagt de voorzitter of nog iemand der
leden iets in het midden verlangt te brengen.
De heer H. P. de Haan wenscht te vernemen of het bestuur wellicht
zelf reeds eenige aandacht schonk aan een onderwerp van ingrijpenden aard,
aan de opleiding tot landmeter van het kadaster.
Mocht dit niet het geval wezen dan begeert hij te weten, of de voorzitter
het oogenblik geschikt acht om hierover eene discussie te openen.
De voorzitter verklaart, en gelooft dat de vergadering zich hiermede ver-
eenigt, gaarne in kennis te zullen worden gesteld van hetgeen de heer de
Haan met betrekking tot deze aangelegenheid zou wenschen mede te
deelen.
De heer de Haan stelt voorop, dat de opleiding tot landmeter van het
kadaster, bij de eischen, die voor deze betrekking mogen gesteld worden, in
menig opzicht zeer gebrekkig is.
Hij brengt in herinnering, dat bij Kon. Besl. van 10 November 1874 no. 9
in art. 13 de voorwaarden zijn omschreven voor het examen tot adspirant-
landmeter, voorwaarden, die bij het Middelbaar Onderwijs kunnen bevredigd
worden, terwijl in de eigenlijke vakkennis, de praktijk, waarvan blijken moet
bij het in art. 15 van hetzelfde Besluit aangeduid examen voor landmeter,
men trachten moet zich te bekwamen zonder behoorlijke leiding; deze kennis
zal dus voor een groot deel afhankelijk zijn van de standplaats, de omgeving
en den aard van het werk, waarmede de adspirant-landmeter wordt belast.
Zoo zijn er adspiranten, die het examen hebben gedaan en geslaagd zijn,
zonder ooit bij eene hermeting of andere uitgebreide meting werkzaam te zijn
geweest, die de instrumenten voor hoekmeting, inhoudsbepaling, enz. alleen
uit een boek en uit eene vluchtige bezichtiging hebben leeren kennen.
Maar wat de theorie betreft kan men eigenlijk van geen gebrekkige op
leiding spreken, want die opleiding ontbreekt ten eenemale en het wordt
eenvoudig aan ieder adspirant overgelaten te zien hoe de vereischte kundig
heden te verkrijgen.
Behoeft het betoog, dat de pas tot landmeter benoemde adspirant-landmeter
feitelijk nog niet berekend is voor zijn toekomstige taak
Toch mag die werkkring belangrijk genoemd worden, in hooger mate zal
dit het geval zijn indien de toekomst datgene oplevert, waarnaar velen onzer
streven „verbetering der grondslagen van het kadaster."
Met welke voldoening, aldus gaat spreker voort, ook mag worden terug
gezien op vele maatregelen in den laatsten tijd ten goede genomen, zoolang
geen ingrijpende veranderingen worden doorgevoerd, wanneer niet wordt voor
bereid de invoering van een rechtsgeldig kadaster, door althans bij hermeting