255 bewijskracht aan de kaart toe te kennen, kan geen afdoende verbetering worden tot stand gebracht. Voor die toekomst moet het personeel behoorlijk praktisch en theoretisch ontwikkeld worden en kunnen hooge eischen gesteld worden bij de opneming in het corps. Bij het aangehaalde Kon. Besl. van 1874 is nog een andere wijze om land meter van het kadaster te worden toegelaten, en wel na verkregen diploma, bedoeld bij Kon. Besl. van 28 Juli 1865 (Stbl. n°. 87), hetwelk voor een deel vrijstelling geeft van het bij art. 15 omschreven examen, doch daar slechts zeer enkelen in al dien tijd van deze gelegenheid hebben gebruik gemaakt, is de veronderstelling niet gewaagd, dat deze wijze om te worden benoemd geen burgerrecht zal verkrijgen. Spreker wenscht thans niet te formuleeren welk stelsel van opleiding, naar zijn oordeel, geschikt in de plaats zou kunnen treden van het tegenwoordige, hij meent, dat, daar er thans geen adspirant-landmeters meer zijn en in ruim tien jaren lijds geen examen daarvoor werd gehouden, het tijdstip voor eene nieuwe regeling thans zoo gunstig mogelijk is; het is alleen zijne bedoeling te vernemen of aandrang tot het verkrijgen van verandering, ondersteuning of medewerking zou kunnen vinden, eerst daarna kunnen pogingen worden aangewend dit vraagstuk op te lossen. De voorzitter betuigt aan den heer de Haan dank voor het door hem gesprokene, hij vraagt of iemand over dit onderwerp nader het woord verlangt. De heer A. G. Hessels waarschuwt tegen overijling, het onderwerp is er te ernstig voor, door hem wordt in overweging gegeven het op de agenda voor het volgende jaar te plaatsen. De heer de Waard geeft te kennen dat in Delft theorie genoeg wordt gegeven, het vraagstuk zou zijn oplossing nader komen, indien voor den terreindienst aan de polytechnische inrichting een speciaal persoon verbon den werd. De heer Boer spreekt met waardeering over de ideën van den heer de Haan, hij meent dat de praktische vorming met de theoretische opleiding moet samengaan, niet de laatste vooraf. Waarschijnlijk zullen alle aanwezi gen met den heer de Haan instemmen in zijne afkeuring van de bestaande opleiding, de vraag hoe die behoort te zijn, kan moeilijk zonder voorbereiding beantwoord worden. Daarom stelt hij voor aan het bestuur over te laten de zaak te onderzoeken en een preadvies uit te brengen. De voorzitter wenscht tot het uitbrengen van een preadvies eene commissie te benoemen en vertrouwt dat de heer de Haan daarin zitting zal willen nemen. De heer Hondius is het eens met den heer A. G. Hessels, wijst op het bedrag op de begrooting voor vijf aspirant-landmeters uitgetrokken, en bespreekt de wenschelijkheid van het houden eener buitengewone vergadering,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 261