256
bijaldien vóór de volgende jaarsvergadering eene oproeping tot het afleggen
van examen zou worden gedaan, het slot van zijn betoog luidt „handel naar
omstan digheden.
De voorzitter komt op zijn voorstel, het benoemen eener commissie van
preadvies, terug, waarmede de vergadering zich vereenigt. Wijl niemand
meer het woord verlangt volgt van zijne zijde de kennisgeving, dat er een
uur pauze zal worden gehouden.
Bij de heropening der vergadering deelt de heer E. J. A. Weijgers,
lid der commissie tot onderzoek der rekening en verantwoording over 1889,
namens die commissie mede, dat de rekening accoord werd bevonden.
Aan den Secretaris-Penningmeester wordt dank gezegd voor het door hem
gehouden beheer.
De heer F. Verst ij nen treedt daarna als spreker op en levert beschou
wingen over:
a. De verschillende rechtstoestanden, waardoor de grond op Java be-
heerscht wordt, en de eischen die voor elke categorie dier gronden
aan een daarvoor op te maken kadaster gesteld moeten worden.
b. Mededeelingen over de positie der ambtenaren van het kadaster in
N.O.-Indië en hunnen werkkring.
Met de eenvoudige vermelding van het punt der agenda kan in dit verslag
worden volstaanhet door den heer F. Verst ij nen omtrent de gekozen
onderwerpen medegedeelde, zal weldra in het Tijdschrift verschijnen.
De voorzitter bedankt spreker voor de door zijn optreden te dezer plaatse
tegenover de vereeniging aan den dag gelegde welwillendheid, en brengt
hulde aan de voorgedragen hoogst belangrijke beschouwingen.
Voor de vergadering gesloten wordt verzoekt de heer A.G. Hessels nog
een tweetal vragen aan het oordeel der aanwezigen te mogen onderwerpen.
Hij wenscht te vernemen waarom de terreinverandering, veroorzaakt door
den aanleg van spoorwegen, niet wordt opgenomen en waarom de gewone
communicatiewegen worden opgemeten van bermsloot tot bermsloot, in plaats
van gesplitst, in twee bermen en den kunstweg.
Hij wijst op de eigenaardige bezwaren welke hieruit voor het publiek en
voor de polderbesturen voortvloeien. In het eerste geval geldt het quaesties
omtrent uit en overwegen, in het tweede geval quaesties van onderhoud. Waar
het onderhoud van kunstwegen betreft, blijkt uit sprekers redeneeringen dat
in Rijnland voor de gewone wegen gelijksoortige toestanden worden opge
merkt, als in Gelderland en in anderen provinciën voor de dijken. In
sommige streken zijn de dijkslagen, uitsluitend ter tegemoetkoming aan een
polder belang opgemeten, n.l. ter berekening van het aandeel in de kosten