259 belastingen. Men betwijfelde niet, dat in deze eene goede keuze was gedaan maar wenschte toch naar aanleiding der gedane benoeming aan den Minister te vragen, of zij, die bij de directe belastingen werkzaam zijn, ook bij de indirecte belastingen kunnen benoemd worden, en of daaromtrent ook eenige voorschriften bestaan. Er wordt, meende men, aan de opklimming en ver betering van positie van de ambtenaren bij den eenen tak van dienst nadeel toegebracht, wanneer daarbij ook benoemd worden ambtenaren, bij den anderen tak van dienst werkzaam. Art. 37. {Lit. p.) Sommige leden gaven hunne bevreemding te kennen, dat gelden worden uitgetrokken voor 21 landmeters der 4de klasse, daar er 'toch naar zij zeker meenden te weten, slechts 12 zijn, en blijkens deze begrooting ook niet op versterking van dit aantal wordt gerekend, nu onder lit. t van ditzelfde artikel slechts voor 5 adspirant-landmeters gelden worden aangevraagd, Litt. q. en r. Het voornemen des Ministers, om de aan de hypotheekbe waarders toegevoegde landmeters, belast met de kadastrale boekhouding, te vervangen door teekenaars, die daartoe een examen zouden hebben af te leoëen> ontmoette bedenking. Betwijfeld werd of de teekenaars wel geschikte personen zijn voor eene taak, die vooral in provinciën met veel gesplitsten eigendom, een groote zorg vereischt. Vergissingen bij inschrijvingen van eigendomsoverdracht, of verkeerde boeking bij vestiging of royeering van hy potheek, kunnen het publiek en den hypotheekbewaarder op groote financiëele nadeelen te staan komen. Hetzelfde geldt voor den kantoordienst en de inlichtingen, die aan het publiek moeten verstrekt worden. De leden, die deze meening uiteenzetten, waren daarom van oordeel dat de kadastrale boekhouding en de kantoordienst aan landmeters moesten opgedragen blijven. Zij herinnerden er daarbij aan, dat de Minister Van der Heim indertijd iets dergelijks had voorgesteld, doch dat toen de Kamer het voorstel met groote meerderheid heeft verworpen. 1) Van andere zijde werd daaraan toegevoegd, dat het voorstel geen bezuiniging medebrengt, daar voor 1890 ter belooning van teekenaars was uitgetrokken 30,000 (zie art. 39//) en thans ƒ35,000 wordt gevraagd, alzoo meer voor dit jaar f 5000, terwijl de posten voor de landmeters niet zijn verminderd. Andere leden, die zich niet tegen het voorstel verklaarden, wenschten naar aanleiding daarvan de volgende vragen aan den Minister te stellen: Zal het door de teekenaars af te leggen examen voldoenden waarborg geven voor hunne geschiktheid voor het werk der boekhouding? Indien bezuiniging het doel is van de afschaffing van landmeters voor kan toordienst, waarom dan niet die landmeters, voor zooverre zij geschikt zijn Gedr. stukken 18761877, 129, no. 3 en 4 en Handelingen der Tweede Kamer 18761877 bladz. 1244—1247.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 265