260 voor den velddienst, zoo spoedig mogelijk door teekenaars vervangen, in plaats van bij vacatures Wat stelt de Minister zich voor in het vervolg te doen met de landmeters die ongeschikt worden voor velddienst Is er wel verhouding tusschen de bezoldiging der landmeters 4de klasse, personen die eene opleiding hebben genoten, en de bezoldiging der toekom stige boekhouders? Zijn onder het 50tal teekenaars, voor wie gelden worden aangevraagd, ook begrepen de 7 werkzaam bij de domeinen? Wat dit laatste punt betreft, meende men te weten, dat die zeven teekenaars, waaronder personen met een groot aantal dienstjaren, van de nieuwe gunstige regeling waren uitge sloten, en dit achtte men onbillijk. Ten slotte werd de volgende opmerking gemaakt. In de toelichting ad littera r (noot 18) wordt de wenschelijkheid om de teekenaars van eene vaste aanstelling te voorzien, waardoor zij bij eventueel ontslag wegens ongeschikt heid voor den dienst op rijperen leeftijd pensioen kunnen bekomen, bepleit op den grond, dat hunne werkzaamheden het karakter van tijdelijkheid geheel missen. Sommige leden nu betoogden, op grond derzelfde billijkheidsover weging, dat bij de berekening van hun pensioen behoorden mede te tellen de dienstjaren voor de vaste aanstelling. Geschiedde dit niet, dan zal voor velen van hen, die thans eene vaste aanstelling verkrijgen, voor zooverre zij reeds een betrekkelijk hoogen leeftijd hebben bereikt, het bedrag van hun pensioen al zeer luttel zijn. Art. 40. Het bedrag ad f 20,000, hetwelk blijkens de toelichting (noot 25) wordt uitgetrokken voor de inrichting van brandkluizen in de gebouwen, waarin de kantoren van de hypotheken en het kadaster zijn gevestigd, wenschte men gaarne eenigszins nader toegelicht te zien. Men vroeg of het de bedoeling is alle kantoren van de hypotheken en het kadaster van brandkluizen te voor zien, en zoo ja, op welke uitgaven uit dien hoofde verder nog te rekenen valt. Uittreksel uit de memorie van antwoord. De ondergeteekende kan niet toegeven dat de traktementen van de contro leurs der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen, ook in verhouding tot die van hoofdambtenaren bij andere dienstvakken, onvoldoende zouden zijn. Krachtens de organieke bepalingen, vervat in het Koninklijk besluit van 24 Maart 1882 No. 10, worden die controleurs aangesteld op een trak tement van /T800, 'twelk om de 4 jaar met ƒ200 wordt verhoogd, tot een maximum van 2800, terwijl aan 9 contróles bovendien eene jaarlijksche toelage van 200 is verbonden. Controleurs, in 12 bijzonder belangrijke contróles werkzaam, genieten een traktement dat van een minimum van ƒ2100, om de 4 jaar met ƒ300 wordt verhoogd, tot een maximum van 3600.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 266