262 Art. 37, lit. p. Tijdens het opmaken der begrooting was het onzeker of nog in 1890 een examen voor landmeter zou worden uitgeschreven, waartoe zich personen in het bezit van het diploma van geëxamineerd en beëedigd landmeter hadden kunnen aanmelden. Bij de nevensgaande nota van wijziging is de hierbedoelde post met 8100 verminderd. Art. 37, litt. q en r. De meening, dat de voorgenomen vervanging van de landmeters voor den kantoordienst door boekhouders iets dergelijks zou zijn als in 1877 door den Minister Van der Heim werd beoogd, schijnt op een misverstand te berusten. Terwijl toch in 1877 bedoeld werd afschaffing der betrekking van land meter voor den kantoordienst, ten gevolge waarvan de hypotheekbewaarder voor den kadastralen dienst aan zijn kantoor door het aanstellen van klerken geheel moest voorzien, bestaat thans het voornemen om den aan den be waarder toegevoegden ambtenaar, zijnde een landmeter, te vervangen door een anderen ambtenaar, met den titel van boekhouder. Die boekhouders zullen gekozen worden uit de teekenaars. Ligt daarin reeds eenige waarborg dat die ambtenaren vaardigheid bezitten om met de kadastrale plans en metingstukken om te gaan, zij zullen boven dien aan een voorafgaand examen worden onderworpen, waarvan de eischen, wat het administratieve gedeelte betreft, vrijwel overeenstemmen met die van het examen voor landmeters, terwijl ze ten aanzien van het technische van het kadaster, slechts in zoover daarvan verschillen, dat geen kennis vereischt vordt van de inrichting en de behandeling van meetinstrumenten, van meting en wat verder in 't algemeen onder veldarbeid verstaan wordt, dus niet die hooggaande, wetenschappelijke, voornamelijk mathematische kennis die tegen woordig van een landmeter wordt gevorderd. Het komt den ondergeteekende voor, dat er langs dien weg voldoende waarborgen te verkrijgen zijn, dat de tot boekhouder te benoemen teekenaars geschiktheid bezitten om als zoodanig op te treden. Reeds terstond al de landmeters voor den kantoordienst, voorzoover ze voor den velddienst geschikt zijn, door de boekhouders te vervangen, zou niet wel uitvoerbaar zijn, omdat den teekenaars eenigen tijd dient gelaten te worden om zich voor het examen voor te bereiden, en die maatregel ook niet vrij zou zijn van onbillijkheid ten aanzien van die landmeters welke in hunne tegenwoordige positie eene vaste standplaats hebben, die zij bij over gang tot den velddienst niet zouden kunnen behouden. De landmeters die voor den velddienst ongeschikt worden vóórdat ze in de termen vallen voor pensioen, vinden een geschikten werkkring aan het bureau

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 268