62
1°. het stellig verbod van eenige handeling op de registers, ten
gevolge van stukken, waarin de perceelen niet op de bij de wet
bedoelde wijze zijn aangeduid, en
2°. het toelaten van zoodanige stukken tot openbaarmaking met
gewijzigde en beperkte rechtsgevolgen.
Het eerste middel werd door haar zelve verworpen. Men meende,
dat door dat middel het grondcrediet zou benadeeld worden, en
achtte het daarom erger dan de kwaal zelve.
Het tweede middel vond verdedigers in den boezem der Commissie
en wel in die mate, dat art. 10 2fl0 alinea van den voorgestelden
21 Titel van het 2e boek B. W. daarvan de vrucht was. Men be
paalde, dat „indien gedeelten van kadastrale perceelen zijn aangeduid,
de over- of inschrijving ten opzichte van zoodanige perceelen geen
rechtsgevolg heeft, alvorens een acte of vonnis houdende aanvulling
of verbetering, op dezelfde wijze is openbaar gemaakt," enz. enz.
Tegen deze bepaling werd door een lid der Commissie ernstig
protest aangeteekend. Erkennende dat het noemen van gedeelten
van kadastrale perceelen in ter openbaarmaking aangeboden stukken
allerlei bezwaren medebrengt, noemt hij op zijn beurt het voorgestelde
artikel een remedie erger dan de kwaal.
Zoo komt het ook mij voor! Al dadelijk stuit men op het be
zwaar, dat in de registers van over- en inschrijving achter elkander
acten en borderellen zullen gevonden worden-met- en zonder rechts
gevolg; ja, dat dit het geval zal zijn met verschillende deelen van
eene en dezelfde acte. Voor belanghebbenden, die de registers komen
raadplegen en voor het personeel van den bewaarder staat de deur
voor vergissingen wagenwijd open.
De aanbieding eener acte van aanvulling kan stuiten op den onwil
van de verkoopers, die na de ontvangst van de kooppenningen etc.,
bij de zaak geen belang meer hebben. Een aantal personen kan bij
de acte van aanvulling betrokken zijn, die ter medewerking b.v. in
Oost of West moeten worden opgespoord.
Deze en andere bezwaren deden de minderheid naar eene oplos
sing zoeken, die bij de minste moeielijkheden zou blijken uitvoerbaar
te zijn.
In hoofdzaak kwam haar denkbeeld hierop neêr. De bewaarder
geeft aan de gedeelten van kadastrale perceelen een nommer volgende