67 Diens verantwoordelijkheid leidt en heeft geleid tot de zonder lingste opvattingen van de al- of niet bezwaardheid van perceelen, 't geen evenwel geene verwondering behoeft te baren. Uit den aard hunner opleiding kunnen deze ambtenaren niet be schouwd worden als vertrouwd te zijn met de techniek van het Kadaster, en zijn sommigen daarom bevreesd gebruik te maken van stukken, die de sleutel uitmaken, om de somtijds schijnbaar raadsel achtige toestanden voor hen te doen ontsluiten, Wanneer No. 1 gedeeltelijk verbonden wordt en de landmeter vernommert dit later in 10, 11 en 12 dan kan slechts de kaart uitmaken, welke der 3 nieuwe nommers voor het bezwaarde gedeelte van No. 1 in de plaats is getreden, en op dat nommer alleen be hoort de hypotheek te rusten. Men heeft als bezwaar genoemd, dat bij verbinding van b. v. 1 are van een zeker perceel de uitmeting tot een grootte van b. v. 90 centiaren toch een ander nommer voor 10 centiaren zou besmet ten met hypotheek. Is dat de schuld van partijen, die zich in de acte positief uitdrukken, in plaats van het woord „ongeveer" te bezigen, dan moeten dezen ook den last dragen, maar overigens zou ik willen vragen of niet inderdaad alleen het nieuwe nommer van 90 centiaren de hypotheek draagt, als bewezen is, dat de onder zetter geen ander of grooter grondstuk bezit, en dus met het be zwaarde grondstuk geen ander kan bedoeld zijn dan dat van 90 centiaren? Wil men al de moeijelijkheden ontgaan, die kleven aan de vigeerende bepalingen op dit stuk en ons eiken dag in verschillenden vorm onder de oogen komen dan verheffe men het Kadaster tot dat, wat het zijn moet. Men geve het den rang, dien het toekomt, het vorme den grondslag van rechten, waarop eigendom en grond- crediet rusten. Ik denk daarbij wel aan een rechtsgeldig Kadaster, maar laat het ook bij „denken". Laat ons hopen, op het woord van Mr. van Houten, dat de gedachten de voorloopers der feiten zijn. Wie het belangrijk opstel van den redacteur van dit tijdschrift in de Economist van Mei Juli 1881 en de daarop gevolgde gedachtenwisseling tusschen dien redacteur en Mr. C. E. Achterberg (Tijdschr, v. K. en L. Jaarg. II blz. 154 en 185) heeft gelezen, zal het zich kunnen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1890 | | pagina 71