96
die onder alle 51 de grootste sluitfouten in de zijdenvergelijkingen
bezitten veelhoeken op welker buitengewone gebreken K r a y e n-
hoff zelf (Precis p. 30) gewezen had. Tegenover deze stelt hij
een vijfhoek van zijn eigen net, welke twee zijdenvergelijkingen
heeft, die toevallig bijna volmaakt sluiten. Gauss had natuurlijk
ook die veelhoeken van Krayenhoff, welke direct tegen de
Hannoveraansche graadmeting aanliggen, berekend, en wist dus zeer
goed, dat voor de veelhoeken om Aurich, Strakholt, Uelsen, Olden-
zaal en Lemelerberg een veel kleiner m f der hoeken gevonden
wordt. Om dit duidelijk te doen uitkomen heb ik de m f van
één hoek afzonderlijk uit de rondmetingen (mx), de driehoeksvergelij
kingen (m2) en de zijdenvergelijkingen (m3), zie Jrg. V blz. 273)
berekend voor de veelhoeken om
Leeuwarden en Drachten mx
0",71 m2
1",07 m3
6",63.
Aurich en Strakholt
0 ,76
0 ,76
1 ,34.
Uelsen en Oldenzaal
0 ,25
0 ,30
1 ,14.
Uelsen en Lemelerberg
0 ,125
0 ,51
0 ,19.
Vijfhoek van Gauss
o
0 ,07.
Gauss had het recht, ja wellicht de plicht, om de metingen van
Krayenhoff aan critiek te onderwerpen. Maar hij had dit
moeten doen in het openbaar, niet in vertrouwelijke brieven aan
mannen van invloed doch met Kr's werk onbekend. Hij had eene
onpartijdige beoordeeling moeten leveren, niet opzettelijk de slechtste
driehoeken van Krayenhoff stellen tegenover de beste van zijn
eigen. Maar geschiedenis is dikwijls gerechtigheid. Gauss, die
voor de praktijk der triangulatie evenmin geschikt was als voor
college geven, heeft om een luttele som gelds te verdienen (Brief-
wechsel mit Bessel, s. 428/9) zich twintig jaren lang met dat werk
bezwaard en ten slotte het geheel onbevredigend achtergelaten.
23 van het supplementum Theoriae combinationis (gepubliceerd
in 1828) had ten doel om het werk van Krayenhoff in een
slechten roep te brengen (zie o. a. Briefwechsel mit Bessel 20 Nov.
1826 en Z f. V. 1885 s. 173, 187), en dit is Gauss in het bui
tenland volkomen gelukt. Men kent daar Krayenhoff alleen
door Gauss, (zie Jordan's Handbuch). Schmidt, een leerling van Gauss,
Airy, Bessel en later Clarke hebben de nederlandsche meting
niet gebruikt bij hunne berekeningen van de grootte en gedaante der aarde.
O
t>-