101
kreeg er eerst kennis van, nadat zijn eigen onderzoek reeds
was afgeloopen, en oordeelde de uitkomsten voor Krayenhoff
zeer ongunstig, met het voorbehoud „dat de definitieve opgave
(1857) van het Depót de la Guerre met slechts onbeteekenende fouten
aangedaan en zij ook volkomen met die van het Precis historique
vergelijkbaar zijn. Een en ander mag ter nauwernood betwijfeld
wordenIn plaats van de door mij onderstreepte volzin had C. St.
moeten zeggen„mij ontbreken de gegevens om dit te beoordeelen".
6. Meetkunstige beschrijving van het koningrijk der Neder
landen, uitgegeven op last van het Ministerie van Oorlog door het
topographisch bureau, in 1861. Zonder naam van den schrijver, (zie
blz. 8.) De eerste bladzijden van dit bekende werk bevatten eene
lofrede op de triangulatie van Krayenhoff, welke getrokken is
uit de rapporten van Delambreen van Sw inden. Men heeft
niet eens de moeite gedaan om deze van cijferfouten te verbeteren
en er nog eene fraaie vergissing aan toegevoegd. Sprekende over
„de geringe afwijkingen van de som der drie hoeken van eiken
primairen driehoek van 180°", zegt de schrijver: „13 zijn geheel
onbeduidend". Hij schijnt dus niet opgemerkt te hebben, dat in
ieder dezer 13 driehoeken één hoek niet gemeten wasDe breedten
en de azimuts voor Amsterdam en Jever, volgende uit de geode-
sische gegevens, zijn niet juist weergegeven. Van hetgeen Gauss
en Nerenburger hadden gezegd is geen notitie genomen,
ofschoon N. zijn gegevens ten deele van het Nederlandsche Ministerie
van Oorlog had ontvangen.
In Jrg. V blz. 304 is reeds eene andere slordigheid van de M. B.
vermeld, en in 24 zullen wij dit werk nog iets nader beschouwen.
onveranderd over, en hij berekent de hoeken van driehoek No. 6 nog
eens uit de zijden. Dit laatste was geheel onnoodig, aangezien N. ook de
hoeken opgeeft en deze verschillen tot 0",085 met de berekening van C. St.
Wordt vervolgd.