115
doorgaans aan den torenomgang een regelmatigen vorm toegekend,
dien deze dikwijls niet bezeten zal hebben. Somtijds, b.v. te Dokkum
waren de centreerings-elementen zeer ingewikkeld. 10 cM. fout in
de opvatting van het centrum kan 1" fout in den hoek veroorzaakt
hebben. En de onderlinge ligging van richtpunt (torenspits) en
centrum is door Kr. meestal niet behoorlijk vastgesteld hij onder
zocht alleen het verschil in hoogte, maar niet zelden zal de loodlijn
uit het richtpunt een paar palmen buiten het aangenomen centrum
gevallen zijn. Verder waren de schijngestalten der signalen zeer
hinderlijkde kijkers van den repetitiecircel waren te zwak om alleen
op den stang, appel of kruis te richten. Het aanzien van den
geheelen torenspits, zijne verlichting, de achtergrond enz. moeten op
de instelling van invloed geweest zijn. En al moge nu Schreiber
l.c. overdrijven, waar hij zegt„bei einer ganz ohne Heliotropen
beobachteten Richtung ist man vor einem constanten Fehler von
mehreren Secunden selten sicher," zonder twijfel is reeds door deze
omstandigheid eene onzekerheid van 1" bij Kr. licht mogelijk ge
weest. Kr. zelf was bewust van het bestaan dezer fouten, en koos
de eenige partij die hem overbleefuitkiezen van die serieën, welke
hij gevoelde, dat het best gelukt waren.
En nu zijn deze fouten, alle hoeken te zamen genomen, wel on
geveer even vaak in positieven als in negatieven zin uitgevallen, en
dus over het geheele net als toevallig aan te zien, maar ten opzichte
van ée'n veelhoek kunnen zij licht zich opgehoopt hebben. Sommige
fouten, b.v. de exentriciteit van den ondersten kijker des repetitie
cirkels (zie Jrg. V, blz. 281) hoopen zich altijd op; als deze slechts
0",1 per hoek bedraagt, geeft zij bij een veelhoek van 8 zijden
reeds m3 0",4.
Beschouwen wij al die constante fouten als toevallig, dan mogen
wij hopen, dat zij in verschillende veelhoeken in tegengestelden zin
gewerkt hebben, en op den afstand der eindpunten van het net
weinig invloed hadden, maar voor eiken veelhoek maken zij de m. f
Prof. Oudemans kon in 1879/80 te Utrecht met een buitengewoon
voortreffelijken kijker op het gunstigste uur van den dag, in den regel geene
details van den torenspits te Amersfoort zien, en moest instellen op den 4
meters dikken myter.