116
grooter, dan met de nauwkeurigheid van het geheel in overeen
stemming zou zijn.
Stuart vindt het verschil tusschen en m2 bij de hoeken a en b
reeds niet zonder beteekenis voor de vertrouwbaarheid van tableau I
maar hij merkt toch op, dat fouten bij het centreeren en tengevolge
der schijngestalten van de signalen meer invloed op m2 dan op mt
zullen hebben. „Alle verdere redeneering is echter overbodig bij
het aanzienlijk verschil van m3 met m2 en m^' (blz. 26.)
Het is tegenwoordig van algemeene bekendheid, dat bij vele uit
nemende triangulaties van den nieuweren tijd de m. f. afgeleid uit
de waarnemingen op telkens één station (onze mj belangrijk kleiner
is dan de m. afgeleid uit de correcties noodig voor de vereffening
van het net (onze m3 en m3). Moroczowicz, chef der Köninglich
Preussische Landesaufnahme, gaf (Z f. V. 1877 s. 389 395) hierover
eene beschouwing. Kwamen er geen nieuwe fouten bij, dan moest
in het algemeen m, de grootere zijn, maar hij vindt bij 8 pruisische
triangulaties, dat mt 1,56 maal zoo klein is, en bij 4 deensche 1,98
maal zoo klein. Ook in andere landen is dit opgemerkt, b.v. in
Zwitserland, dat door Kaiser aan Nederland als voorbeeld wordt
geroemd, en bij het Rheinische Dreiecksnetz. 2)
Stuart kon van de zooeven genoemde uitkomsten geen kennis
dragen en de vroegere duitsche en russische triangulaties zijn
meerendeels zeer arm aan zijdenvergelijkingen. Maar hij kan niet
onbekend geweest zijn met de engelsche metingen, beschreven in
Account of the principal triangulation of the ordnance survey of
Great Biitain and Ireland, een deel van 800 pp. met atlas van
28 plates, verschenen te London 1858 en te zamen gesteld door
A. R. Clarke. Over de uitvoering van dit reuzenwerk is reeds in
Jrg. V, blz. 258 iets gezegd. Behalve de daar genoemde groote
theodoliet werden ook nog kleinere gebruikt, die minder nauwkeurige
uitkomsten gaven. Men heeft echter op grond hiervan het net niet
in twee deelen kunnen splitsen; b.v. fig. 21 bestaat uit 44 richtingen
met kleine en 67 met groote instrumenten bepaald. Deze engelsche
Bij twee later nog gepubliceerde deensche netten is de verhouding
1,852 en 2,654. Het maximum van allen is 3.08.
Zie Z. f. V. 1884 s. 73. De verhouding van m, tot mj,3 is hier 1: 2,8.