119
Biz. 30, r. 15 v. o. 2V2 voud moet heeten 2,24 tot 2,31 voud.
Biz. 31, noot. Op de zijdenvergelijkingen van den zuiderzee-
vijfhoek maakt Stuart niet opmerkzaam.
Biz. 32. Een onbewezen en ongestaafde beschuldiging van oneer
lijkheid bij het berekenen der astronomische waarnemingen.
Blz. 32 noot, r. 5. 6",12, lees 6",86. Zie hierboven §21 blz. 97.
Blz. 36, r. 8. Stuart had over den hoek RotterdamLeiden
Gouda meer uitvoerig moeten spreken. Uit het weinige, dat hij
er van zegt, verkrijgt de lezer een onjuisten indruk van de toedracht
dezer meting. Zie Jrg. V blz. 268.
Blz. 36. Als slot zijner verhandeling zegt Stuart: mijne critiek
„mag niet leiden tot miskenning van de wezenlijke en groote ver
diensten van den arbeid van Kr. Zijne gebreken zijn voor een
groot deel eigen aan het toenmalig standpunt der geodesie, en ver
hinderen niet, dat die arbeid een voldoende grondslag is voor de
geographie en de topographie van ons rijk, en als zoodanig steeds
zijne waarde behouden zal." De eerste volzin klinkt als ironie na
de harde beschuldigingen die er aan voorafgaan. Het standpunt der
geodesie is nooit geweest: oneerlijk te zijn, gelijk Stuart van Kr.
laat vermoeden. Misschien eindigde Stuart met deze woorden om
zich desnoods tegen het verwijt van hardvochtigheid te kunnen
dekken. Hij had wel mogen opgeven, welke „groote verdiensten"
er na zijn afbrekende critiek nog overbleven.
De slotwoorden zouden haast doen denken, dat Stuart de Meet
kunstige Beschrijving voor eene goed gelukte secundaire triangulatie
hield, en zij zijn geheel in strijd met hetgeen enkele regels hooger
staat, dat vele hoekpunten van Kr, geheel verloren gegaan of niet
met voldoende juistheid in de registers aangeduid zijn. Deze laatste
aanval op de registers had wel met voorbeelden gestaafd moeten worden.
Blz. 38, laatste volzin, is onjuist. De Vi en [>2 op blz. 5052
en 53 hebben betrekking op de twverbeterde hoeken.
Blz. 6062. Uit deze tabel IV blijkt, dat m3 door de hoeken
niet uit het Précis maar aan de registers te ontleenen, meestal grooter
wordt, en wel voor de veelhoeken a in 15 gevallen grooter, in 13
kleiner voor b 8 en 1, voor a b 5 en 1, voor a c 3 en 2. Het
is vreemd, dat Stuart hieruit niet heeft bemerkt, hoezeer de
hoeken b uit het Précis nauwkeuriger zijn dan die uit de registers.