120 De verhandeling van Stuart was bestemd voor de weinige be oefenaren der hoogere geodesie in ons land. Maar ofschoon Stuart verklaarde gaarne met de leiding eener nieuwe triangulatie belast te willen worden, vreesde hij om voor den dag te komen met zijne critiek, die tot die opdracht moest leiden. Kaiser, die hartelijk wenschte dat Nederland onder de staten der Europeesche Graad meting een schitterend figuur zou maken, en op wiens aansporing Stuart zijn werk had ondernomen, gaf daarom voor het groote publiek een kort overzicht der resultaten. „Krayenhoff heeft den regten weg niet bewandeld" (blz. 10), „zijne metingen zijn niet ge schikt om in de graadmeting te worden opgenomen" (blz. 8), „het meest eenvoudige blijk, dat die metingen ver verwijderd zijn van aan de eischen te beantwoorden, is dat onder de 33 driehoeken b volgens de registers er 22 een grootere sluitfout dan 3" bezitten" (blz. 10). Dit laatste is een zeer onvolledige en hoogst onbillijke voorstelling. Van die 33 driehoeken liggen er slechts 17 op Ne- derlandsch grondgebied en de hermeting der andere komt niet in aanmerking. Zij zijn bovendien geheel overbodig voor hetgeen Kaiser en Baeyer wenschtende geodesische verbinding der sterrewacht te Leiden met die van Göttingen, Bonn en Brussel. Hiervoor komen alleen a en c in aanmerking, en over deze zegt Kaiser niets. Verder geeft Kaiser te kennen, dat als wij niet zelf over Krayenhoff een ongunstig oordeel uitspreken, dit op eene misschien onzachte wijze ons door vreemdelingen zal worden aan gewezen. Kaiser wist dus niet, dat het buitenland de meting van Kr. nog steeds beoordeelde naar hetgeen Gauss er uit had mede gedeeld, dat dit oordeel van den grooten Duitscher afgeleid was uit de twee allerslechtste veelhoeken en noch gunstig noch zacht luidde. Een nieuw onderzoek van een vreemdeling zou dus zeker het oordeel van het buitenland gunstiger hebben gemaakt. Kaiser verklaart (blz. 4,8), dat zijn oordeel geheel en al rustte op het onderzoek van Stuart, en dat hij zelf nimmer eene opzet telijke studie der meting van Kr. gemaakt had. Maar Kaiser was een der weinigen, die over dat onderzoek een oordeel konden vellen; hij werd door de Regeering geroepen om haar over deze zaak in te lichten en had ze dus ook zelfstandig moeten overwegen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 132