123
geen moeielijker vaaagstuk dan de beoordeeling eener graadmeting.
De geschiedenis der geodesie is rijk aan waarschuwende voorbeelden
hoe onjuist het oordeel van tijdgenooten en nakomelingen kan zijn.
De uitkomsten der graadmetingen van Gauss en Schumacher,
eens als onovertrefbaar nauwkeurig beschouwd, worden thans als
onbruikbaar verworpen. De meting van Delambre enMéchain
heette eerst het hoogste, dat men mogt eischen; later is zij door
Gauss en Bessel scherp beoordeeld en weinige jaren geleden
hield men ze ook in Frankrijk voor geheel verouderd. De ver
nieuwde meting leidt echter tot het besluit: „que la difference entre
la nouvelle méridienne et celle de Delambre et Méchain est
au fond bien moindre qu'on aurait pu le supposer" (Bassot in Inter
nationale Erdmessung 1888 p. 26).
Men heeft inderdaad al zeer weinig zekere middelen om de nauw
keurigheid der metingen en der uitkomsten te beoordeelen. Zelfs de
overeenstemming met aangrenzende triangulaties is hiervoor niet af
doende. Door de Küstenvermessung van Baeyer werden de bases
van Berlijn en Königsberg verbonden. De overeenstemming was
volmaakt (0,0000003 verschil in den log.), maar tusschen de twee
deelen der eerste basis bestaat reeds een log. sluitfout van 0,0000029.
(Jordan Steppes I s. 43/4). Het eenige afdoende middel zou zijn:
een nieuwe meting van onbetwist grootere nauwkeurigheid. En deze
geeft in den regel alleen een zekere vergelijking voor den afstand
der eindpunten; bij de enkele driehoeken stuit men te dikwijls op
het bezwaar, dat de oude hoekpunten niet met juistheid terug te
vinden zijn.
Wij zullen zoover ons dit mogelijk was, de uitkomsten van
Krayenhoff met de latere metingen vergelijken.
De astronomische bepalingen der poolshoogte door Kr. stemmen
met de latere metingen aan de sterrewachten te Leiden en Utrecht
zoo voortreffelijk overeen als men slechts wenschen kan (zie dit
Tijdschrift Jrg. V blz. 293). Het azimut door Kr. te Amsterdam
gevonden, is schitterend bevestigd door dat van Oudemans (1880)
te Utrecht. In deze opzichten vereischt zijn werk nog slechts aan
vulling met nieuwe bepalingen in het noorden en oosten van ons land.
Eene basismeting heeft Kr. niet uitgevoerd (zie Jrg. V blz. 272)
en de lengten van al zijne zijden berusten op de basis van M e 1 u n