Verslag der Rijkscommissie voor Graadmeting en
"Waterpassing aangaande hare werkzaamheden gedurende
het jaar 1890.
Ingevolge het voorschrift haar verstrekt bij beschikking van den Minister
van Binnenlandsche Zaken van 14 Mei 1879, lit M., afdeeling Kunsten en
Wetenschappen, heeft de Rijkscommissie voor graadmeting en waterpassing
de eer aangaande hare werkzaamheden in het jaar 1890 het volgende te be
richten.
Commissie. In den löop van het jaar hadden geene veranderingen plaats
in de samenstelling der commissie. Aan de subcommissiën, waarin de com
missie zich verdeeld heeft, werd eene nieuwe toegevoegd ter voorbereiding van
de werkzaamheden voor de bepaling van de lengte van den slinger. Als
leden dier subcommissie werden aangewezen de leden H. G. Van de San de
Bakhuyzen en J. Bosscha.
Vergaderingen. De Commissie vergaderde vijf malen in den loop van het
jaar ter beraadslaging over hare aangelegenheden. De vergaderingen werden
te 'sGravenhage gehouden.
Betrekkingen met buitenlandse he leden van de internationale vereeniging
voor de aardmeting. Aan den heer Von Kalmar, die de algemeene ver
slagen bewerkt van de waterpassingen in de verschillende landen, werd op
zijn verzoek door onzen voorzitter een uitvoerig bericht ingezonden over de
wijze waarop de waarnemingen en berekeningen voor onze Rijkswaterpassing
zijn geschied. Verder werden door hem, op verzoek van den heer Helmert,
directeur van het geodetische centraalbureau, aan dat bureau de opgaven
verstrekt van de gemiddelde waterstanden die tot 1890 aan de getijmeters op
onze kusten zijn waargenomen. Deze opgaven moeten dienen voor bet rapport
dat door den heer Helmert in de eerstvolgende vergadering der permanente
commissie zal worden overgelegd over de vraag, welk algemeen nulpunt voor
de verschillende hoogte-opgaven in Europa moet worden gebruikt.
In het jaar 1890 had van 15—21 September de jaarlijksche vergadering
der permanente commissie plaats te Freiburg in Baden, waartoe ook de overige
leden der commissiën voor de graadmeting waren uitgenoodigd. Zij werd
1) Ned. Staatscourant 4 Juni 1891 No. 128.