155
Evenzoo moeten de eigenlijke geodetische werkstukken aan een
grondiger studie worden onderworpen. Hiermede wordt niet bedoeld,
dat de landmeter volledig bekend zou moeten zijn met de zoo
genaamd hoogere geodesie, maar wel met eene meer wetenschappelijke
behandeling der eenvoudigste werkstukken, Gaat men in de bijlage
na, welk soort vraagstukken door een Pruisisch landmeter bij zijn
examen practisch moeten worden uitgevoerd, dan zal bij ieder onzer
de wensch opkomen, dat ook ten behoeve van ons kadaster dergelijke
vraagstukken algemeen toepassing mochten vinden; het zijn verreweg
alle vraagstukken, die in de praktijk telkens voorkomen, of zoo zij
dit thans niet doen, is dit alleen te wijten aan de moeielijkheid, die
de oplossing daarvan thans nog oplevert.
Als een gewichtig onderdeel van de trigonometrische en polygo-
nometrische puntenbepaling, dient de landmeter vertrouwd te zijn
met één of meer vereffeningsmethoden. Dat hieronder de methode
der kleinste vierkanten voor het vervolg eene voorname plaats zal
moeten bekleeden, is aan geen twijfel onderhevig. Deze methode
toch leert op de eenvoudigste wijze een oordeel vormen over nauw
keurigheid, ze leert kiezen tusschen verschillende wijzen van uit
voering en, wat het directe doel aangaat, leert zij ons de waar
schijnlijkste waarden van grootheden bepalen uit gegeven waarnemingen.
De toepassing daarvan levert niet alleen een voordeel van nauw
keurigheid, maar in vele gevallen ook van tijd op. Een overdreven
gebruik der methode moet veelal weer worden gesteld op rekening
der onvoldoende opleiding.
Eenige kennis van waterpassen en hoogtemeten hoewel slechts
eene enkele maal bij ons kadaster in praktijk te brengen (men
denke aan oeverconstateeringen) kan niet geheel overbodig geoordeeld
worden, vooral omdat men zich tot de kennis van een paar instru
menten kan bepalen en er dan weinig theoretische studie voor noodig is.
Voor zoover de kennis der hoogere geodesie noodig is bij het
verbinden van kadastermetingen aan driehoekspunten van hoogere
orde moet dit gedeelte ook door den landmeter grondig beoefend
zijn, benevens de daarmee in verband staande kaartprojectiën en de
vervormingen, die deze veroorzaken.
Ten behoeve van de uitvoering van driehoeks-, polygoon- en
perceelmeting in aansluiting aan het nieuwe secondaire net, moeten