169 moeten volgen. Het zomerhalfjaar loopt van half April tot half October. De vakken, voor den landmeter van belang, zijn dan algebra, meetkunde, analytische meetkunde, wiskundige oefeningen, teeken- en rekenoefeningen, practische meetkunde, traceeren, theorie van het licht, Rijks- en Pruisisch recht, landhuishoudkunde, practische oefeningen in het meten gedurende 20 dagen. l) Het winterhalfjaar, loopende van half October tot half April, omvat boven dien geodesie, vereffeningsrekening en algebraïsche analyse.2) En in welke richting en hoever dit vakonderwijs zich nu uitstrekt is zeker zeer nauwkeurig af te leiden uit de hieronder volgende reeks van opgaven voor het landmeters-examen. Iedere candidaat had daarvan binnen twee dagen een drietal praktisch uit te voeren.3) 1Polygoonmeting met den theodoliet tusschen twee toegankelijke gegeven punten. Opneming van eenige punten in de nabijheid van den polygoon. 2. Polygoonmeting met de boussole tusschen twee toegankelijke gegeven punten ter opneming van eenige punten. 3. Polygoonmeting met den theodoliet tusschen twee gegeven punten waarvan één ontoegankelijk. 4. Bepaling van een punt in de nabijheid en ter vervanging van een gegeven ontoegankelijk punt (hooggelegen torenspits) met controle. De grootst mogelijke nauwkeurigheid wordt verlangd. 5. Excentrische hoekmeting. Op twee standplaatsen buiten het centrum worden telkens zoo mogelijk vijf richtingen gemeten, waaronder ten minste drie gemeen. Reïteratie-methode op vier plaatsen van den rand. Op ieder punt in het geheel vier maal te richten. 6. Drie polygonen, samen ongeveer 1 KM. lang, uitgaande van toegankelijke gegeven punten, welke zich in een knooppunt vereenigen. Hoekmeting met den theodoliet op twee plaatsen van den randop elk punt in het geheel tweemaal te richten. 7. Bepaling van een punt door hoekmeting in het gevraagde op vier gegeven punten met vereffening. Reïteratie-methode op zes plaatsen van den rand, op ieder punt in het geheel zes maal te richten. Door richten op ot meten naar een dichtbij gelegen gegeven punt worden de voorloopige coördinaten, zoomede een proef op de meting verkregen. (Deze gegevens niet in de vereffening te begrijpen.) 8. Een punt te bepalen door 1° in één gegeven punt de richting op het gevraagde en op 2 3 andere gegeven punten en 2° drie richtingen in het gevraagde op gegeven punten. Hoekmeting als bij n°. 5aansluiting aan een punt in de nabijheid als bij n°. 7. 1) Zeitschrift für Vermessungswesen Band XV S. 127, XVI—124, XVII—190. 2) Zeitschrift für Vermessungswesen Band XV S. 495, XVI—503, XVII—511. 3) Opgaven voor het landmeters examen in Pruisen. Zie Zeitschrift für Vermessungswesen Band XVII S. 300.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 181