170 9. Bepaling van een punt door hoekmeting in drie door coördinaten gegeven punten op het gezochte en op andere eveneens gegeven punten. Hoekmeting als bij n°. 5. 10. Inlasschen van een ketting van drie driehoeken tusschen twee gegeven punten, waarvan één ontoegankelijk. Meting van alle hoeken der driehoeken, waarvan het hoekpunt toegankelijk is en van de richting tusschen de beide gegeven punten door reïtereeren als bij n°. 5. Aansluiting aan gegeven punten als bij n°. 7. 11. Bepaling van een punt door richtingen op drie punten. De beide hoeken en hunne som door 12-voudige repetitie te meten, eveneens de drie hoeken, welke met ieder van deze 360° vormen. Berekening met inachtne ming der hoekvoorwaarden. 12. Vraagstuk der twee paren punten zonder overtollige richtingen (Pro bleem van Hansen.) Op elk der beide standplaatsen de beide vereischte hoeken en hunne som benevens de aanvullingshoeken tot 360° door zes-voudige repetitie te meten. Berekening met inachtneming der hoekvoorwaarden. 13. Triangulatie van een vierhoek met diagonalen. Alle acht hoeken door zes-voudige repetitie te meten. Allereerst vereffening op grond der hoekvoorwaarden. Opstellen der zijdenvergelijking ter beoordeeling of nog een nadere vereffening noodig is. Naar omstandigheden aanvullen der vereffening. 14. Verdeeling van een vijfhoek van 1/s H. A. oppervlakte in twee gelijke deelen, door een lijn, evenwijdig aan de langste zijde. 15. Een vierhoek van */4 tot 1/3 H. A. oppervlakte, zoodanig in twee deelen te verdeelendie zich tot elkander verhouden als 1 tot 2dat de beide zijden in eene gelijke verhouding verdeeld worden. 16. Transformeeren door een rechte lijn, loodrecht op eene der blijvende hoofdgrenzen der perceelen. 17. Transformeeren door een rechte lijn, welke een der blijvende conver- geerende grenzen in een gegeven punt moet snijden. 18. Eene tweemaal gebroken grens tusschen twee rechte, langzaam con- vergeerende grenzen door een rechte lijn te vervangen. De nieuwe grens moet door een gegeven punt gaanonder inachtneming der gegeven waarde verhouding der perceelen. 19. In de rechte lijn tusschen twee ontoegankelijke punten een punt te bepalen. Contróle door hoekmeting en door den kijker alleen (de kijker kan doorslaan). 20. Hoofdpunten te bepalen van een boog van 180 M. straal bij toegan kelijk snijpunt der tangenten, welke elkander onder een hoek van ongeveer 120° snijden. Contróle door hoekmeting. 21. Hetzelfde bij ontoegankelijk snijpunt der uitgezette tangenten. 22. Tangenten te bepalen aan een uitgezetten cirbelboog, gaande door een gegeven ver verwijderd punt.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 182