173 geregelde bezoek der beide hoogste klassen van de landmetersschool, welke sedert 1865 is verbonden aan de school voor bouwkundigen. Door verreweg het raeerendeel wordt deze laatste weg gekozen. Vóór het bezoek van deze inrichting is de candidaat gewoonlijk 1 a 3 jaar als leerling of volontair werkzaam om zich eenige practische bekwaam heden eigen te maken. Na afloop hiervan wordt de candidaat tot de le, 2e of 3e klasse of tot een der beide voorbereidende klassen van de landmeters- school toegelaten, naar mate van den omvang zijner voorbereidende studiën. In de beide voorbereidende en de le en 2e klasse bepaalt het onderwijs zich tot de lagere wiskunde en algemeene ontwikkeling, als vervanging van de „Realschule" of „Oberrealschule". Met de 3e klasse begint het eigenlijke vakonderwijs en tot deze kunnen gewoonlijk de leerlingen worden toegelaten, die de 8° klasse van een „real schule" hebben doorloopen. In het geheel bestaat de cursus uit 5 klassen, elk van een half jaar. Door de voorafgegane practijk behoeft er weinig tijd besteed te worden aan de eenvoudigste landmeetkundige werkzaamhedenzooals het lengtemeten het uitbakenen, het uitzetten van rechte hoeken en het opmeten van afzon derlijke perceelen. Er kan spoedig worden begonnen met de spiegel- en andere hoekmeetinstrumenten en het gebruik daarvan voor grootere opmetingen. Vervolgens wordt de opmeting begonnen van een ingewikkeld terrein in aansluiting aan de rijksdriehoeksmeting. Hiertoe wordt de 3e klasse in af- deelingen van 3 a 4 man verdeeld. Iedere afdeeling kiest zich een leider en heeft een bepaald aangewezen gedeelte te behandelen. De hoekmetingen voor polygonen worden door de afdeelingen, die voor de trigonometrische puntenbepaling door de geheele klasse verricht. De hieruit voortvloeiende berekeningen geschieden door de leerlingen der 5e klasse en deze verstrekken de coördinaten der punten aan de 3e klasse, waarna deze tot de kaarteering kan overgaan. Hierna worden door de 3e klasse de perceelen berekend door middel van planimeters of van passer en schaal of wel door berekening van de coördinaten van eindpunten van meetlijnen en verder gebruik van meetcijfers. Na afloop van de 3e klasse worden er 12 dagen besteed aan de opneming van een terrein en opmetingen ten behoeve van de bijhouding. De 4e cursus, welke in den winter valt, wordt gewijd aan instrumentenleer, vereffeningsrekening en het uitwerken van de aan het einde der 3e klasse verrichte opmetingen. De vereffeningen geschieden, bij gebrek aan voldoende voorbereiding en beschikbaren tijd, niet volgens de methode der kleinste vierkanten, maar volgens verschillende (zoogenaamd) kortere benaderingsme thoden. De 5e cursus, de laatste vóór het examen, behandelt voornamelijk hoogte metingen, ook in verband met horizontaalmetingen, repetition op het geheele

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 185