14
verkregen worden, die kolom 12 behooren te bevatten. De hoeken van iederen
driehoek worden in die kolom opgeteld en ieder dier totalen moet 180° zijn.
De driehoeken om het centraalpunt 1 moeten nu een aaneensluitend geheel
vormen. Of dit werkelijk het geval is, zal blijken na berekening der zijden
van die driehoeken.
Eerst worden daarvoor de log. sin. der hoeken, in kolom 12 voorkomende,
in kol. 13 ingeschreven. Het is aan te bevelen, die log. sin. direct uit de
tafels af te leiden en niet gebruik te maken van de kol. 5 en 7; vervolgens
wordt de log. van een der zijden, die vooraf bij benadering bepaald is, in
kolom 14 ingevuld.
De log. modulus (m)1 wordt nu onder de log. sin, van den driehoek ge
schreven, waarna de log: der overige zijden (kol. 14) door optelling verkregen
worden.2 De zijde 1 —3 van het net, in de formulieren behandeld, is ge
meten; log 13 2.89131 wordt dus in kolom 14 op den middelsten regel
van driehoek 1 gesteld. Trekt men daarvan af den log. sin. van den over-
staanden hoek 9.68416, dan vindt men voor den modulus van den eersten
driehoek: 3.20715.
Om dan de logarithmen van de andere zijden te kunnen invullen, telt men
deze modulus op bij den log. sin. van den betrekkelijken overstaanden hoek,
en schrijft die som op de lijn van dien hoek; dus: log. 2-3= 9.83655 -f-
3.20715 3.04370 enz.
De log. der zijde op den middelsten regel, moet in den volgenden driehoek
steeds geschreven worden op den 3en regel, zoowel m als de log in kol.
14 kunnen vervolgens op de gemelde wijze gevonden worden.
Een aaneensluitend geheel is verkregen, wanneer in kolom 14 de tweede
regel van den laatsten driehoek overeenkomt met den 3e regel van den
eersten driehoek.
B. Driehoeken om de volgende Qentraalpunien.
Bij de voortzetting der vereffening enz. van de volgende centraalpunten
mogen de elementen van sommige driehoeken om die punten geen verande
ring ondergaan. In het gegeven voorbeeld vallen onder de driehoeken om
3, de n<". 1 en 2, waarvan de hoeken vereffend en de zijden berekend zijn.
De hoeken om het Centraalpunt, voor zoover die reeds vereffend zijn,
worden dus uit kolom 12 van de voorafgaande berekeningen ingevuld en wel
onder de gemeten hoeken in de linkerhelft van'kolom 3. De reeds ver-
M sin. A. sin. B. sin. C. duS m loga lo2' sin A enz-
2' b sin. A. Sin' B" e" log' b m log. sin. B.