180
geodesie, veeleer slechts die gedeelten der wetenschap, zoo goed als dat gaat,
zal bestudeeren, welke gewoonlijk bij het examen voornamelijk in aanmerking
komen. Wat nu de verticaalmetingen aangaat, zoo zou hierin eene uitbrei-
ding van het examen dringend noodig zijn en wel voornamelijk wat betreft
de uitvoering van waterpassingen. Bij de in den tegenwoordigen tijd zoo
dikwijls noodzakelijke bepaling van de betrekkelijke hoogte van verschillende
punten, zooals dit b. v. bij de uitvoering van land verleggingen en andere
technische doeleinden voorkomt, is voor den landmeter de volledige kennis
der theorie en practijk van het waterpassen, vooral het teekenen van nivel-
lements-kaarten in hooge mate noodzakelijk.
De door mij hier boven, ten opzichte van de bestaande omstandigheden
als wenschelijk voorgestelde uitbreiding van de aan den practischen landmeter
te stellen eischen zal ook eene uitbreiding veroorzaken in eene richting, welke
tot heden toe werd beschouwd als geheel buiten den omvang van het land
metersexamen te vallen.
Dit betreft de werkstukken der zoogenaamd hoogere geodesie en de methode
der kleinste vierkanten. Om echter in dit opzicht niet eenigszins verkeerd
begrepen te worden, komt het mij wenschelijk voor, mij hierover uitvoeriger
te verklaren.
Wat het eerste punt aangaat is mijn gevoelen, dat de practische landmeter
van den tegenwoordigen tijd niet meer zoo onbekend mag zijn met de alge-
meene methoden der hoogere geodesie als dat tot dusverre helaas zoo dik
wijls het geval was. Hiermede wordt nog niet beweerd, dat de geodetisctie
technicus zich aan eene grondige studie moet wijden van wat men tegen
woordig onder hoogere geodesie verstaat, zooals de uitvoering der groote
primaire driehoeksmetingen en der graadmetingen; dit zou reeds niet mogelijk
zijn met het oog op de hooge mate der in dit geval als noodzakelijk te achten
kennis der wiskunde en theoretische sterrekunde, zoomede op den langen
tijd, die zulk eene studie zou vereischen. Wel kan men echter van ieder,
die zich aan de practische landmeetkunde wijdt, eischen, dat hij de alge-
meene methoden en de grondstellingen kent, waarnaar de bepaling van den
vorm der aarde en het verrichten van verschillende driehoeksmetingen voor
een opmeting van een geheel land worden uitgevoerd, dat hij zelfs dezen arbeid
zoover zelfstandig kan nagaan, als dit met behulp van de bolvormige drie
hoeksmeting mogelijk is. Zulk eene studie zou zonder veel tijd te vorderen
zeker voor ieder zeer nuttig zijn en het algemeene overzicht over de begin
selen der verschillende geodetische methoden zeer bevorderen. "Wenschelijk
moet men het derhalve vinden, dat de kennis der algemeene beginselen van
dit gedeelte der geodesie bij het landmetersexamen geeischt wordt.
Hetzelfde geldt met betrekking tot de methode der kleinste vierkanten.
Over de toepassing van deze methode ook op de werkstukken der lagere
geodetische practijk loopen tegenwoordig (1871) de meeningen nog zeer