190
Tegenwoordig zijn de heeren: Abresch, van Ameijden, Boer, Colpa,
P. van Dijk, Engelmann, Geijl, Gombault, Hoffmann, Hunse
van der Linde van Sprankhuizen, Molema, ten Oever, Rasker,
Roegholt, Stucki, Vierkant, de Vos, de Waard, van der Werf,
van Woerden, terwijl iets later komen de heeren, Barenbroek, Bos,
Groeneveld, en Mulder.
Na de mededeeling dat dit jaar evenals het vorige door het bestuur zorg
zal worden gedragen voor de samenstelling van een verslag der vergadering
voor de pers, noodigt de voorzitter den secretaris uit voorlezing te doen der
notulen der vergadering, op 19 November 1890 te Amsterdam, in het Gebouw
van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, gehouden.
De secretaris gaat hiertoe over, onder opmerking, dat zij slechts eene
aanvulling zijn van het verslag dier vergadering, verschenen in de laatste
aflevering van den zesden jaargang van het orgaan der vereeniging.
Uit het verslag van den toestand der vereeniging en der handelingen van
het bestuur nemen wij het volgende over:
Op 1 Januari 1891 bedroeg het aantal leden: 185; waarvan in Nederland
125, in N. O. Indiö 47, in de Zuid-Afrikaansche Republiek 12 en in Ar
gentinië 1.
Het aantal geabonneerden bedroeg 72, waarvan 23 bij- den boekhandel.
Een geringe vooruitgang valt in den toestand der vereeniging op te merken.
In het begin van dit jaar werd door de redactie van het tijdschrift eene
circulaire gezonden aan hen die een present-exemplaar van tijdschrift ontvangen.
De circulaire bevatte eene opwekking om abonnent te worden.
De uitkomst was dat het aantal present-exemplaren verminderde, zonder
dat het abonnenten tal vermeerderde.
In aflevering 5, jaargang VI (1890) komt eene mededeeling voor met
betrekking tot de vernieuwing van het kadaster in Frankrijk. Bij het bestuur
kwam naar aanleiding van dat bericht van een der leden de vraag in: of
wellicht de Fransche Republiek buitengewoon personeel zou behoeven. Zoo
ja, dan zouden vermoedelijk, indien hunne positie hierdoor verbeterde,
Nederlandsche ambtenaren genegen zijn, hetzij tijdelijk, hetzij voor goed in
Franschen dienst over te gaan.
Inlichtingen hieromtrent werden ingewonnen bij den Nederlandschen gezant
te Parijs, men verkreeg tot antwoord: dat de Fransche regeering geene
vreemdelingen als ambtenaren bij het kadaster denkt aan te stellen.
Naar aanleiding van het voorloopig verslag van het wetsontwerp tot regeling
van den diensttijd van ambtenaren bij den stenografischen dienst, voor de