191 berekening van hun pensioen, besloot het bestuur der vereeniging, ten einde zoo mogelijk ook voor de ambtenaren van het kadaster gunstige uitzonderings bepalingen te verkrijgen, op audiëntie te gaan bij den Minister van Financiën. Te voren maakte het zijne opwachting bij de hoofdambtenaren aan het departement, met de bedoeling op de belangen, die het kwam behartigen, te wijzen en hunne medewerking te vragen, voor zoover die zou kunnen worden verleend. De Minister was van oordeel dat de gevallen niet gelijk zijn. De commissie voor de regeling der huishoudelijke aangelegenheden der kamer bracht in de bezoldiging der aspirant-stenografen eene wijziging, zoodanig, dat deze thans een vast tractement genieten; daarin ligt het argument der wet; om voor de landmeters gelijke uitzondering te bekomen, zou de toelage der aspiranten in vast tractement, bezoldiging, moeten worden veranderd. Tot gelijktijdige behandeling was de Minister daarom niet bereid, zijne Exellentie verklaarde echter, dat later op deze aangelegenheid kon worden teruggekomen Het bestuur had zich gevleid voor de algemeene vergadering een spreker te zullen vinden. Aan toevallige omstandigheden is het te wijten dat het in dit opzicht eene teleurstelling ten deel viel. De heer Quant, Ingenieur bij de Rijkscommissie voor Graadmeting, was bereid gevonden op te treden; zijne verplaatsing naar N O. Indië noopte hem, hoewel met leedwezen, te moeten verzoeken van de vrijwillig op zich genomen verplichting te worden ontslagen. Pogingen nog aangewend om in de ontstane leemte te voorzien leden schipbreuk, vooral ook omdat de tijd tot voorbereiding te gering was geworden. Bij gelegenheid van het veertigjarig jubilee als ambtenaar van den heer Administrateur van de registratie, de hypotheken en van het kadaster bracht het bestuur, als vertegenwoordiger van de vereeniging, een bezoek van gelukwensch bij dien hoofdambtenaar. 1) Door den tegenwoordigeu Minister van Financiën is kort geleden ingetrokken het wetsontwerp tot regeling van den diensttijd der ambtenaren van den stenogafischen dienst. Het blijkt thans uit zijn antwoord op het sectie verslag omtrent Hoofdstuk II der Staatsbegrooting dat hij dit deed, omdat z. i, het onderscheid tusschen stenografen en andere ambtenaren, b.v. landmeters en ambtenaren bij de telegraphie, niet groot genoeg is, om alleen voor eerstgenoemden eene afwijking der pensioen wet te wettigen. Zelfs rijst de vraag of er niet nog meer ambtenaren zijn te wier behoeve, op even goede gronden, eene soortgelijke regeling zal behooren gemaakt te worden en of het uit een financieel oogpunt wenschelijk ware zoodanige algemeene regeling alsdan te maken? In elk geval wil de minister eerst onderzoeken tot hoever de voor te dragen afwijking van de algemeene bepalingen der Pensioenwet zou moeten worden uitgestrekt, om eerst daarna, naar bevind van zaken een voorstel te doen. Bij de beraadslaging in de 2e Kamer over hoofdstuk II, zeide de Minister, in antwoord op opmerkingen van de HH. Bevers en de Beaufort, dat binnen betrekkelijk korten tijd eene novelle op de pensioen-wet zal worden ingediend. (Red.)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 203