193
De heer Boer betoogt dat zeer goed vereeniging dezer twee punten kan
plaats vinden en wijst op de tijdsbesparing die daardoor kan worden verkregen.
De voorzitter heeft hiertegen geen overwegende bezwaren. De heeren
Barenbroek en P. van Dijk ondersteunen het voorstel Boer.
Besloten wordt tot de rechtstreeksche keuze van een voorzitter over te gaan.
De heeren Geijl en van der Linde van Sprankhuizen vormen het
stembureau.
Zes en twintig biljetten komen in, de uitslag blijkt te zijn: Barenbroek
23, van Buren Lensink 1, Colpa 1 en Hoffmann 1.
Met overgroote meerderheid is de heer Barenbroek gekozen; de voor
zitter wenscht de vereeniging met die keuze van harte geluk en richt zich
tot den gekozene met de vraag of zij zich mag vleien, dat hij zich de be
noeming zal laten welgevallen.
De heer Barenbroek meent op grond van principieele bezwaren voor de
benoeming te moeten bedanken.
Hoe eervol de uitslag der stemming ook moge zijn, toch kan hij het
mandaat niet aanvaarden. Hij acht het meer in overeenstemming met de
wordingsgeschiedenis der vereeniging dat het voorzitterschap wordt waar
genomen door een landmeter van het kadaster, en wijst er op, dat onder de
leden genoegzaam elementen voorkomen om deze opvatting tot werkelijkheid
te maken.
Reeds sinds lang kwam hij met zich zelf overeen zich langzamerhand terug
te trekken uit verschillende genootschappen en commissies waarvan hij deel
uitmaakt. Dit beginsel wil hij consequent toepassen.
De heer Hessels drukt zijn leedwezen uit over het in zoo stellige be
woordingen door den heer Barenbroek medegedeelde besluit; hij merkt
daarbij op de meest geruststellende verklaringen af te kunnen leggen over
den omvang der bezigheden aan het voorzitterschap verbonden. Deze zijn
niet van dien aard dat zij den heer Barenbroek behoeven te weerhouden
de benoeming te aanvaarden.
De heer van Dijk sluit zich aan bij den heer Hessels, hij meent dat
de werkzaamheden meest komen voor rekening van de redactie en den
secretaris.
De heer Hoffmann wijst op het Deutsche Geometerverein ter bestrijding
van het argument, als zou de voorzitter der vereeniging noodzakelijk den
titel van landmeter moeten voeren.
De heer Boer dringt evenals de voorgaande sprekers bij den heer Baren-
broek aan, de benoeming in gunstige overweging te willen nemen; hij stelt
voor het punt voorloopig aan te houden tot het namiddaguur, blijft de heer
Barenbroek dan nog bij zijn besluit volharden, dan zal een nieuwe ver
kiezing noodzakelijk zijn.
De heer Barenbroek heeft geen bezwaar tegen het voorstel Boer; wijl