194
niemand meer het woord verlangt deelt de voorzitter mede dat er pauze zal
worden gehouden tot half twee.
Bij de heropening der vergadering verklaart de heer F. G, Stucki namens
de commissie tot onderzoek der rekening en verantwoording over 1890, dat
genoemde rekening accoord werd bevonden. Op zijn voorstel wordt door
den voorzitter aan den secretaris-penningmeester dank gezegd voor het
door hem gehouden beheer.
Thans komt aan de orde: het preadvies in zake de opleiding tot landmeter
van het kadaster.
Alvorens tot behandeling over te gaan brengt de voorzitter namens de
vereeniging hulde aan den arbeid der commissie en geeft hij haar de ver
zekering dat de vereeniging erkentelijk is voor de moeite welke zij zich
heeft getroost, voor de toewijding waarvan zij blijk heeft gegeven.
De voorzitter noodigt den heer B a re nbroek uit het preadvies in te leiden.
De heer Barenbroek meent allereerst melding te moeten maken van de
verdiensten van den redacteur van het tijdschrift tegenover het uitgebrachte
preadvies. De commissie is den heer Boer dankbaar'voor de welwillende
wijze waarop hij haar ter zijde stond.
Als voorzitter der commissie acht hij het gepast den heer de Vos niet
minder hartelijk dank te zeggen voor de door hem als secretaris bewezen diensten.
Hij wijst er op dat de commissie, het wetenschappelijk streven der ver
eeniging apprecieerende, zich bewust was dat zij een strijd ging aanbinden
tegen fiscalen weerstand; uiteraard vraagt de fiscus slechts naar baten, haar
eigenaardig karakter deinst terug voor uitgaven die volgens het wezen van
haar bestaan, door haar inproductief worden geacht.
De fiscus, en men kan haar dat niet ten kwade duiden, is wars van
wetenschap; immer zal zij een neiging voelen uitingen in dien geest neer te
drukken, aan de vereeniging worde de taak toegewezen dien druk op te
heffen, en zoo dat niet mogelijk blijkt, deze door haar optreden tot een
minimum terug te brengen.
Duur acht de fiscus een kaart met bewijskracht en toch, de vereeniging,
blijve streven naar dat doel, haar is in het eind de overwinning, vooral
wanneer zij onvoorwaardelijk trouw blijft aan haar beginselzich te onthouden
van het op den voorgrond stellen van persoonlijke quaesties. Het algemeen
belang leide haar op haren weg, en mocht deze lang zijn, het einddoel zal
den tocht kronen en schitterend bewijzen, wat verkregen kan worden wanneer
men over moedeloosheid en teleurstelling weet te zegevieren.
Met deze losse opmerkingen meent de heer Barenbroek aan het ver-
1) Afl. 5 van dit Tijdschrift. Jaargang 1891.