199
minder, en de derde het minst goed. Hij stelt voor dat de vergadering zich
zal vereenigen met het preadvies en zoodoende zal voorkomen dat men in
een eindeloos debat vervaltbovendien de ontwerpers der opleidingsschool
regelen de details.
In verband met het preadvies stelt de voorzitter daarop in overleg met
de commissie van preadvies de volgende motie voor:
Be vergadering,
vereenigi zich met het preadvies uitgebracht in zake opleiding tot landmeter
van het kadaster
volhardt bij de wenschen neergelegd in de stellingen welke in de vergadering
van 20 Augustus 1888 te Utrecht met algemeene stemmen zijn aangenomen.
{Tijdschrift IV blz. 81 en 173, ook vermeld op blz. 150 jg. VII)-,
van oordeel, dat aan eene wettelijke regeling van een onderwerp van zoo
veelzijdigen {technischen, juridischen en administratievenaard als het kadaster
een grondig onderzoek behoort vooraf te gaan-,
besluit, bij de regeering aan te dringen op de instelling eener staatscommissie
om het kadastrale vraagstuk te onderzoeken en op te lossen.
De heer de Waard verklaart in verband met zijn gehouden beschouwingen
de motie niet te kunnen aannemen.
De heer Boer geeft in overweging de motie alinea's gewijze in stemming
te brengen.
Hiertoe wordt besloten.
De geheele vergadering is voor al. 1. uitgezonderd de heer de Waard.
Al. 2 wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Al. 3 met de conclusie lokt nog eenig debat uit.
De heer Mulder zag er gaarne in opgenomen „en in verband met de
as. herziening van het B. W.", de voorzitter twijfelt of de vervulling van dat
verlangen noodzakelijk moet worden geacht. De heer Mulder dringt niet
nader aan.
De heer Gombault zou in de motie opgenomen willen zien de wensche-
lijkheid om ambtenaren van het kadaster in de staatscommissie zitting te
doen nemen.
De voorzitter heeft tegen de letterlijke formuleering van dien wensch
bezwaar.
De heer Barenbroek vestigt de aandacht op het woord technisch, in dat
woord ligt opgesloten wat de heer Gombault begeert.
AL 3 en conclusie worden daarna met algemeene stemmen aangenomen.
Bij de stemming over de geheele motie blijkt alleen de heer de Waard
er tegen te zijn, hij verdedigt zijn houding door een beroep op zijn begrip
van „consequentie."